Jakob

Bijbelteksten

Genesis 30:2Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft?
Genesis 30:4Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar in.
Genesis 30:5En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon.
Genesis 30:7En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon.
Genesis 30:9Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw.
Genesis 30:10En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon.
Genesis 30:12Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden zoon.
Genesis 30:16Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea uit hem tegemoet, en zeide: Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag dien nacht bij haar.
Genesis 30:17En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden zoon.
Genesis 30:19En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden zoon.
Genesis 30:25En het geschiedde, als Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob tot Laban zeide: Laat mij vertrekken, dat ik ga tot mijn plaats, en naar mijn land.
Genesis 30:31En hij zeide: Wat zal ik u geven? Toen zeide Jakob: Gij zult mij niet met al geven, indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal wederom uw kudden weiden, [en] bewaren.
Genesis 30:36En hij stelde een weg van drie dagen tussen hem, en tussen Jakob; en Jakob weidde de overige kudde van Laban.
Genesis 30:37Toen nam zich Jakob roeden van groen populierenhout, en van hazelaar, en van kastanje; en hij schilde daarin witte strepen, ontblotende het wit, hetwelk aan die roeden was.
Genesis 30:40Toen scheidde Jakob de lammeren, en hij wendde het gezicht der kudde op het gesprenkelde, en al het bruine onder Labans kudde; en hij stelde zijn kudden alleen, en hij zette ze niet bij de kudde van Laban.
Genesis 30:41En het geschiedde, telkens als de kudde der vroegelingen verhit werd, zo stelde Jakob de roeden voor de ogen der kudde in de goten, opdat zij hittig werden bij de roeden.
Genesis 30:42Maar als de kudde spade hittig werd, zo stelde hij ze niet, zodat de spadelingen Laban, en de vroegelingen Jakob toekwamen.
Genesis 31:1Toen hoorde hij de woorden der zonen van Laban, zeggende: Jakob heeft genomen alles, wat onzes vaders was, en van hetgeen, dat onzes vaders was, heeft hij al deze heerlijkheid gemaakt.
Genesis 31:2Jakob zag ook het aangezicht van Laban aan, en ziet, het was jegens hem niet als gisteren [en] eergisteren.
Genesis 31:3En de HEERE zeide tot Jakob: Keer weder tot het land uwer vaderen, en tot uw maagschap, en Ik zal met u zijn.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel