Exodus 9:23 | Toen strekte Mozes zijn staf naar den hemel; en de HEERE gaf donder en hagel, en het vuur schoot naar de aarde; en de HEERE liet hagel regenen over Egypteland. |
Exodus 9:28 | Bidt vuriglijk tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen donder Gods noch hagel meer zij; dan zal ik ulieden trekken laten, en gij zult niet langer blijven. |
Exodus 9:29 | Toen zeide Mozes tot hem: Wanneer ik ter stad uitgegaan zal zijn, zo zal ik mijn handen uitbreiden voor den HEERE; de donder zal ophouden, en de hagel zal niet meer zijn; opdat gij weet, dat de aarde des HEEREN is! |
Exodus 9:33 | Zo ging Mozes van Farao ter stad uit, en breidde zijn handen tot den HEERE; de donder en de hagel hielden op, en de regen werd niet [meer] uitgegoten op de aarde. |
Exodus 9:34 | Toen Farao zag, dat de regen en hagel, en de donder ophielden, zo verzondigde hij zich verder, en hij verzwaarde zijn hart, hij en zijn knechten. |
Exodus 19:16 | En het geschiedde op den derden dag, toen het morgen was, dat er op den berg donderen en bliksemen waren, en een zware wolk, en het geluid ener zeer sterke bazuin, zodat al het volk verschrikte, dat in het leger was. |
Exodus 20:18 | En al het volk zag de donderen, en de bliksemen, en het geluid der bazuin, en den rokenden berg; toen het volk zulks zag, weken zij af, en stonden van verre. |
1 Samuel 2:10 | Die met den HEERE twisten, zullen verpletterd worden; Hij zal in den hemel over hen donderen; de HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn Koning sterkte geven, en den hoorn Zijns Gezalfden verhogen. |
1 Samuel 7:10 | En het geschiedde, toen Samuel dat brandoffer offerde, zo kwamen de Filistijnen aan ten strijde tegen Israel; en de HEERE donderde te dien dage met een groten donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte hen, zodat zij verslagen werden voor het aangezicht van Israel. |
1 Samuel 12:17 | Is het niet vandaag de tarweoogst? Ik zal tot den HEERE roepen, en Hij zal donder en regen geven; zo weet dan, en ziet, dat uw kwaad groot is, dat gij voor de ogen des HEEREN gedaan hebt, dat gij een koning voor u begeerd hebt. |
1 Samuel 12:18 | Toen Samuel den HEERE aanriep, zo gaf de HEERE donder en regen te dien dage; daarom vreesde al het volk zeer den HEERE en Samuel. |
2 Samuel 22:14 | De HEERE donderde van den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem. |
Job 26:14 | Ziet, dit zijn [maar] uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan? |
Job 28:26 | Als Hij den regen een gezette orde maakte, en een weg voor het weerlicht der donderen; |
Job 37:4 | Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden. |
Job 37:5 | God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. |
Job 38:25 | Wie deelt voor den stortregen een waterloop uit, en een weg voor het weerlicht der donderen? |
Job 39:22 | Zult gij het paard sterkte geven? Kunt gij zijn hals met donder bekleden? |
Job 39:28 | In het volle geklank der bazuin, zegt het: Heah! en ruikt den krijg van verre, den donder der vorsten en het gejuich. |
Job 40:4 | Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen? |