Genesis 32:2 | En Jakob zeide, met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods! en hij noemde den naam derzelver plaats Mahanaim. |
Jozua 13:26 | En van Hesbon af tot Ramath-mizpa en Betonim; en van Mahanaim tot aan de landpale van Debir; |
Jozua 13:30 | Zodat hun landpale was van Mahanaim af, het ganse Bazan, het ganse koninkrijk van Og, den koning van Bazan, en al de vlekken van Jair, die in Bazan zijn, zestig steden. |
Jozua 21:38 | Van den stam van Gad nu, de vrijstad des doodslagers, Ramoth in Gilead, en haar voorsteden, en Mahanaim en haar voorsteden; |
2 Samuel 2:8 | Abner nu, de zoon van Ner, de krijgsoverste, dien Saul gehad had, nam Isboseth, Sauls zoon, en voerde hem over naar Mahanaim, |
2 Samuel 2:12 | Toen toog Abner, de zoon van Ner, uit, met de knechten van Isboseth, den zoon van Saul, van Mahanaim naar Gibeon. |
2 Samuel 2:29 | Abner dan en zijn mannen gingen dienzelfden gansen nacht over het vlakke veld; en zij gingen over de Jordaan en wandelden het ganse Bithron door, en kwamen tot Mahanaim. |
2 Samuel 17:24 | David nu kwam te Mahanaim, en Absalom toog over de Jordaan, hij en alle mannen van Israël met hem. |
2 Samuel 17:27 | En het geschiedde, als David te Mahanaim gekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon van Ammiel, van Lodebar, en Barzillai, de Gileadiet, van Rogelim, |
2 Samuel 19:32 | Barzillai nu was zeer oud, een man van tachtig jaren; en hij had den koning onderhouden, toen hij te Mahanaim zijn verblijf had; want hij was een zeer groot man. |
1 Koningen 2:8 | En zie, bij u is Simei, de zoon van Gera, de zoon van Jemini, uit Bahurim, die mij vloekte met een geweldigen vloek, ten dage als ik ging naar Mahanaim; doch hij kwam af mij tegemoet aan de Jordaan, en ik zwoer hem bij den HEERE, zeggende: Zo ik hem met het zwaard dode! |
1 Koningen 4:14 | Abinadab, de zoon van Iddo, was te Mahanaim. |