Geslachtsregisters

Bijbelteksten

1 Kronieken 2:33De kinderen van Jonathan nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel.
1 Kronieken 2:34En Sesan had geen zonen, maar dochteren. En Sesan had een Egyptischen knecht, wiens naam was Jarha.
1 Kronieken 2:35Sesan nu gaf zijn dochter aan zijn knecht Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem Attai.
1 Kronieken 2:36Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad,
1 Kronieken 2:37En Zabad gewon Eflal, en Eflal gewon Obed,
1 Kronieken 2:38En Obed gewon Jehu, en Jehu gewon Azaria,
1 Kronieken 2:39En Azaria gewon Helez, en Helez gewon Elasa,
1 Kronieken 2:40En Elasa gewon Sismai, en Sismai gewon Sallum,
1 Kronieken 2:41En Sallum gewon Jekamja, en Jekamja gewon Elisama.
1 Kronieken 2:42De kinderen van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron.
1 Kronieken 2:43De kinderen van Hebron nu waren Korah, en Tappuah, en Rekem, en Sema.
1 Kronieken 2:44Sema nu gewon Raham, den vader van Jorkeam, en Rekem gewon Sammai.
1 Kronieken 2:45De kinderen van Sammai nu waren Maon; en Maon was de vader van Beth-zur.
1 Kronieken 2:46En Efa, het bijwijf van Kaleb, baarde Haran, en Moza, en Gazez; en Haran gewon Gazez.
1 Kronieken 2:47De kinderen van Jochdai nu waren Regem, en Jotham, en Gesan, en Pelet, en Efa, en Saaf.
1 Kronieken 2:48Uit het bijwijf Maacha gewon Kaleb: Seber en Tirhana.
1 Kronieken 2:49En [de huisvrouw] van Saaf, den vader van Madmanna, baarde Seva, den vader van Machbena, en den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa.
1 Kronieken 2:50Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-jearim;
1 Kronieken 2:51Salma, de vader der Bethlehemieten; Haref, de vader van Beth-gader.
1 Kronieken 2:52De kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-jearim, waren Haroe [en] Hazihammenuchoth.