Klaagliederen 4:4 | [Daleth.] De tong van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die [het] hun mededeelt. |
Ezechiel 3:26 | En Ik zal uw tong aan uw gehemelte doen kleven, dat gij stom worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden man; want zij zijn een wederspannig huis. |
Hosea 7:16 | Zij keren zich, [maar] niet [tot] den Allerhoogste, zij zijn als een bedrieglijke boog; hun vorsten vallen door het zwaard; vanwege de gramschap hunner tong; dat is hunlieder bespotting in Egypteland. |
Micha 6:12 | Dewijl haar rijke lieden vol zijn van geweld, en haar inwoners leugen spreken, en haar tong bedriegelijk is in haar mond; |
Zacharia 14:12 | En dit zal de plage zijn, waarmede de HEERE al de volken plagen zal, die tegen Jeruzalem krijg gevoerd zullen hebben: Hij zal een iegelijks vlees, daar hij op zijn voeten staat, doen uitteren; en een iegelijks ogen zullen uitteren in hun holen; een eens iegelijks tong zal in hun mond uitteren. |
Markus 7:33 | En hem van de schare alleen genomen hebbende, stak Hij Zijn vingeren in zijn oren, en gespogen hebbende, raakte Hij zijn tong aan; |
Markus 7:35 | En terstond werden zijn oren geopend, en de band zijner tong werd los, en hij sprak recht. |
Lukas 1:64 | En terstond werd zijn mond geopend, en zijn tong [losgemaakt]; en hij sprak, God lovende. |
Lukas 16:24 | En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam. |
Romeinen 14:11 | Want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere; voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God belijden. |
Jakobus 1:26 | Indien iemand onder u dunkt, dat hij godsdienstig is, en [hij] zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart verleidt, dezes godsdienst is ijdel. |
Jakobus 3:5 | Alzo is ook de tong een klein lid, en roemt [nochtans] grote dingen. Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt. |
Jakobus 3:6 | De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad [onzer] geboorte, en wordt ontstoken van de hel. |
Jakobus 3:8 | Maar de tong kan geen mens temmen; zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk venijn. |
1 Petrus 3:10 | Want wie het leven wil liefhebben, en goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen, dat zij geen bedrog spreken; |
Openbaring 16:10 | En de vijfde engel goot zijn fiool uit op den troon van het beest; en zijn rijk is verduisterd geworden; en zij kauwden hun tongen van pijn; |