Koude, vorst

Bijbelteksten

Genesis 8:22Voortaan al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht, niet ophouden.
Genesis 31:40Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij nacht de vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week.
Job 24:7Den naakten laten zij vernachten zonder kleding, die geen deksel [heeft] tegen de koude.
Job 37:9Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende [winden] de koude.
Job 37:10Door [zijn] geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden.
Psalm 147:17Hij werpt Zijn ijs heen als stukken; wie zou bestaan voor Zijn koude?
Spreuken 25:13Een trouw gezant is dengenen, die hem zenden, als de koude der sneeuw ten dage des oogstes; want hij verkwikt zijns heren ziel.
Spreuken 25:20Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, [en als] edik op salpeter.
Jeremia 18:14Zal men ook om een rotssteen des velds verlaten de sneeuw van Libanon? Zullen ook de vreemde, koude, vlietende wateren verlaten worden?
Jeremia 36:30Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, die op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte, en des nachts in de vorst.
Ezechiel 1:22En over de hoofden der dieren was de gelijkenis eens uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke kristal, van boven af over hun hoofden uitgespreid.
Nahum 3:17Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten als de grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in de koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen zij weg, alzo dat hun plaats onbekend is, waar zij geweest zijn.
Handelingen 28:2En de barbaren bewezen ons geen gemene vriendelijkheid; want een groot vuur ontstoken hebbende, namen zij ons allen in, om den regen, die overkwam, en om de koude.
2 Corinthiers 11:27In arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid.

KlussenKlussen