Deuteronomium 12:5 | Maar naar de plaats, die de HEERE, uw God, uit al uw stammen verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, naar Zijn woning zult gijlieden vragen, en daarheen zult gij komen; |
Deuteronomium 26:2 | Zo zult gij nemen van de eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land, dat u de HEERE, uw God, geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats, die de HEERE, uw God, verkoren zal hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; |
1 Samuel 15:25 | Nu dan, vergeef [mij] toch mijn zonde, en keer met mij wederom, dat ik den HEERE aanbidde. |
1 Samuel 15:30 | Hij dan zeide: Ik heb gezondigd; eer mij toch nu voor de oudsten mijns volks, en voor Israël; en keer wederom met mij, dat ik den HEERE, uw God, aanbidde. |
Ezra 3:1 | Toen nu de zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in de steden waren, verzamelde zich het volk, als een enig man, te Jeruzalem. |
Psalm 29:2 | Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms. |
Psalm 32:6 | Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote wateren zullen zij hem niet aanraken. |
Psalm 81:11 | Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen. |
Psalm 95:6 | Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft. |
Daniel 3:6 | En wie niet nedervalt en aanbidt, die zal te dierzelfder ure in het midden van den oven des brandenden vuurs geworpen worden. |
Mattheus 2:2 | Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. |
Mattheus 2:8 | En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. |
Mattheus 4:9 | En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult aanbidden. |
Mattheus 4:10 | Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen. |
Lukas 4:7 | Indien Gij dan mij zult aanbidden, zo zal het alles Uw zijn. |
Johannes 4:20 | Onze vaders hebben op deze berg aangebeden; en gijlieden zegt dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. |
Johannes 4:22 | Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden. |
Johannes 4:23 | Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem [alzo] aanbidden. |
Johannes 4:24 | God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten [Hem] aanbidden in geest en waarheid. |
Johannes 9:38 | En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem. |