1 Samuel 1:3 | Deze man nu ging opwaarts uit zijn stad van jaar tot jaar om te aanbidden, en om te offeren den HEERE der heirscharen te Silo; en aldaar waren priesters des HEEREN, Hofni, en Pinehas, de twee zonen van Eli. |
1 Samuel 1:9 | Toen stond Hanna op, nadat [hij] gegeten, en nadat [hij] gedronken had te Silo. En Eli, de priester, zat op een stoel bij een post van den tempel des HEEREN. |
1 Samuel 1:12 | Het geschiedde nu, als zij evenzeer bleef biddende voor het aangezicht des HEEREN, zo gaf Eli acht op haar mond. |
1 Samuel 1:13 | Want Hanna sprak in haar hart; alleenlijk roerden zich haar lippen, maar haar stem werd niet gehoord; daarom hield Eli haar voor dronken. |
1 Samuel 1:14 | En Eli zeide tot haar: Hoe lang zult gij u dronken aanstellen? Doe uw wijn van u. |
1 Samuel 1:17 | Toen antwoordde Eli en zeide: Ga heen in vrede, en de God Israels zal uw bede geven, die gij van Hem gebeden hebt. |
1 Samuel 1:25 | En zij slachtten een var; alzo brachten zij het kind tot Eli. |
1 Samuel 2:11 | Daarna ging Elkana naar Rama in zijn huis; maar de jongeling was den HEERE dienende voor het aangezicht van den priester Eli. |
1 Samuel 2:12 | Doch de zonen van Eli waren kinderen Belials; zij kenden den HEERE niet. |
1 Samuel 2:20 | En Eli zegende Elkana, en zijn huisvrouw, en zeide: De HEERE geve u zaad uit deze vrouw voor de bede, die zij den HEERE afgebeden heeft. En zij gingen naar zijn plaats. |
1 Samuel 2:22 | Doch Eli was zeer oud, en hoorde al, wat zijn zonen aan gans Israël deden, en dat zij sliepen bij de vrouwen, die met hopen samenkwamen aan de deur van de tent der samenkomst. |
1 Samuel 2:27 | En er kwam een man Gods tot Eli, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Heb Ik Mij klaarlijk geopenbaard aan het huis uws vaders, toen zij in Egypte waren, in het huis van Farao? |
1 Samuel 3:1 | En de jongeling Samuel diende den HEERE voor het aangezicht van Eli; en het woord des HEEREN was dierbaar in die dagen; er was geen openbaar gezicht. |
1 Samuel 3:2 | En het geschiedde te dien dage, als Eli op zijn plaats nederlag (en zijn ogen begonnen donker te worden, dat hij niet zien kon), |
1 Samuel 3:5 | En hij liep tot Eli en zeide: Zie, [hier] ben ik, want gij hebt mij geroepen. Doch hij zeide: Ik heb niet geroepen, keer weder, leg u neder. En hij ging heen en legde zich neder. |
1 Samuel 3:6 | Toen riep de HEERE Samuel wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, en zeide: Zie, [hier] ben ik, want gij hebt mij geroepen. Hij dan zeide: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon; keer weder, leg u neder. |
1 Samuel 3:8 | Toen riep de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en zeide: Zie, [hier] ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen verstond Eli, dat de HEERE den jongeling riep. |
1 Samuel 3:9 | Daarom zeide Eli tot Samuel: Ga heen, leg u neder, en het zal geschieden, zo Hij u roept, zo zult gij zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Toen ging Samuel heen en legde zich aan zijn plaats. |
1 Samuel 3:12 | Te dienzelven dage zal Ik verwekken over Eli alles, wat Ik tegen zijn huis gesproken heb; Ik zal het beginnen en voleinden. |
1 Samuel 3:14 | Daarom dan heb Ik het huis van Eli gezworen: Zo de ongerechtigheid van het huis van Eli tot in eeuwigheid zal verzoend worden door slachtoffer of door spijsoffer! |