Paard
ἵππος G2462 "paard", סוּס H5483 "Paard", סוּסָה H5484 "paard",

Zie ook: Beeldbank, Artikelen Blog, Bit (paard), Dieren / Fauna, Paardachtigen, Ruiter (v.e. paard), Zoogdieren,

Paard (Hebreeuws סוּס of סוּסָה, Grieks ἵππος íppos̱, Latijn Equus ferus caballus) is een gedomesticeerd hoefdier uit de orde der onevenhoevigen, een van de ongeveer tien huidige soorten uit de familie der paardachtigen (Equidae). Het gedomesticeerde paard wordt voornamelijk gehouden als rij- en trekdier.

Inhoud

Bijbel

In de oudheid kende men alleen het gebruik van paard en wagen. De Egyptenaren gebruikten met paarden bespannen strijdwagens in hun oorlogen en ook de Kanaänieten hadden paarden en tweewielige wagens in het leger. Zo gauw de Israëlieten in een gevecht paarden veroverden, sneden ze de pezen door zodat de dieren onbruikbaar werden. Ze namen ze niet als krijgsbuit mee naar huis, want dat zou tegen Gods wil geweest zijn (Joz. 11:6 en 2 Sam. 8:4).

Een radicale breuk met het verleden was toen Davids zoon Absalom zich een wagen en paarden aanschafte. Hierdoor verdween het taboe op houden van paarden en we zien dat Salomo zijn leger moderniseerde en vurige paarden en wagens uit Egypte haalde.

Kleuren paarden

In vier apocalyptische gedeelten van de Bijbel lezen we dat diverse paarden een kleur hebben.

Tussen de struiken De vier wagens Opening zegels Christus
Bruin Zach. 1:8
Gevlekte Zach. 6:3; 6:6
Rood Zach. 1:8 Zach. 6:2 Opb. 6:4
Vaal Opb. 6:8
Wit Zach. 1:8 Zach. 6:3; 6:6 Opb. 6:2 Opb. 19:11, 14
Zwart Zach. 6:2; 6:6 Opb. 6:5

Terminologie

Het Latijn Equus “paard”.

Een mannelijk paard wordt een hengst genoemd, terwijl een vrouwelijk dier merrie wordt genoemd. Het jong is een veulen, en wordt als die tussen de één en twee jaar oud is een jaarling of enter genoemd. Een ruin is een gecastreerde hengst. Een pony is een klein paard met een schofthoogte van minder dan 1,48 meter.


Zoölogie

Het paard is een kuddedier en kan zo'n dertig jaar oud worden. Het przewalskipaard (Equus ferus przewalskii) is nog het enige ras dat in het wild voorkomt.

Het paard behoort tot de onevenhoevigen (Perissodactyla) en heeft per been slechts één teen. Van oorsprong heeft een paard vijf tenen, en de hoef is feitelijk de vergrote nagel van de middelvinger. Overblijfselen van de andere tenen zijn de griffelbeentjes (ring- en wijsvinger), de zwilvrat (duim) en het spoortje (pink).

Paarden zijn planteneters (herbivoren), maar geen herkauwers. De voortanden gebruiken ze om gras en dergelijke mee af te rukken, waarna dit door de kiezen vermalen kan worden. Paarden hebben in totaal zesendertig of veertig tanden. Een hengst heeft vier extra tanden tussen de snijtanden en voorkiezen: de haaktanden. In zowel de boven- en onderkaak hebben een hengst en een merrie verder zes snijtanden, zes voorkiezen en zes kiezen. Tussen de snijtanden (voortanden) en de voorkiezen zitten de tandeloze kaakranden (diasteem), ook wel de 'lagen' genoemd. Hierop ligt tijdens het rijden het bit.

Het skelet van een paard heeft gemiddeld zo'n 205 botten. Een opmerkelijk verschil tussen het skelet van een paard en dat van een mens is het ontbreken van een sleutelbeen - de voorbenen van het paard zijn gekoppeld aan de wervelkolom door middel van een aantal sterke spieren, pezen, en ligamenten die het schouderblad koppelen aan de romp.


Aangemaakt 9 oktober 2005


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!