ἄγω G71 "leiden, meenemen, aanvoeren, feest vieren (een), gaan, weggaan, vertrekken",
הִלּוּל H1974 "feest vieren, tot een lofprijzing, lofliederen maken, ter lofzegging voor",
חָגַג H2287 "tuimelen, vieren, feestvieren, dansen, feest houden, feest",
Zie ook: Feesten en rouwdagen,