Tabernakel, ook wel tent der samenkomst genoemd. Gemaakt volgens een hemelsvoorbeeld zoals getoond op de berg (Ex. 25:9, 40; Hebr. 8:5).
De belangrijkste onderdelen van de tabernakel zijn:
Waarom het belangrijk is om de tabernakel te bestuderen. David M. Levy kwam met de volgende redenen die we van harte ondersteunen:
Na deze redenen komt de vraag naar boven waarom moeten we dan weten hoe de tabernakel er in het echt uit ziet. In de Bijbel lezen we dat Mozes de bouwplannen voor deze tabernakel van God zelf heeft gekregen en dat deze onder leiding van vakkundige mensen als Bezaleël (Ex. 35:30) en Aholiab (vs. 34) werd gemaakt. Het is dus niet alleen maar iets theologisch, het is een geestelijk bouwwerk dat ook echt is gemaakt. Later ten tijde van koning Salomo werd de tabernakel vervangen door een tempel, maar van belang is dat we weten dat dit bouwwerk door God is ontworpen en dat het tot Zijn woning zou dienen waar Hij onder de Joden wilden wonen tijdens de Exodus.
In heel de geschiedenis van Israël dat ze geneigd was tot afgoderij. Op zich is dit niet vreemd want toen de Joden uit Egypte trokken hadden ze daar de vele afgoden tempels gezien en ook later zouden ze regelmatig in contact komen met de afgoden van de omringende volken. De tabernakel was het fysieke bewijs dat God onder hen woonde en dat de Joden de ware en levende God dienden. Toen ze dan ook uit Egypte vertrokken was dat het best te vergelijken met een grote optocht van twaalf grote nomadenstammen die met hun vrouwen, kinderen, vee en al hun andere spullen door de woestijn trokken. Telkens als ze bij een halteplaats kwamen, zetten ze hun grauwe en zwarte tenten op volgens een vast stramien. Drie stammen aan de oostzijde, drie aan de zuidzijde, drie aan de westkant en drie aan de noordkant van de tabernakel.
In het midden, de centrale plek werd hun grote heiligdom, de tabernakel als eerste opgebouwd. Deze tabernakel was het huis van God te midden van zijn volk. Ook tegenwoordig wil God nog bij ons wonen in het centrum en niet ergens in een uithoek.
Waar je je ook bevond in dit grote kampement, overal zag je als je naar het centrum keek de grote wolkkolom, de Shekinah, zien, welke zich boven de tabernakel bevond. 's Nachts was deze lichtgevend, Van de Shekinah, wat letterlijk “datgene wat ronddwaalt” betekent, wordt nergens in de Bijbel wordt vermeld hoe groot deze was, maar gezien het feit dat ’s nachts hier zoveel licht van af kwam om het volk bij te lichten en gezien het feit dat er ettelijke (honderd)duizenden mensen waren ligt het voor de hand dat deze kolom tot in de verre omtrek te zien was. We moeten er dan ook van uit dat deze kolom vrij groot moet zijn geweest of (minder waarschijnlijk) hoog in de lucht was en erg fel.
Als deze zijn plek verliet boven de tabernakel dan was dat het teken voor het volk dat ze moesten opbreken en hun tocht door de woestijn naar het beloofde land vervolgden.
De bouwmaterialen die gebruikt zijn voor de tabernakel bestaan voornamelijk uit een paar soorten materialen, zoals hout, (edel)metalen en tentdoeken.
Als eerste werd hout van de acacia gebruikt. Deze boom groeit in de woestijn en was het enige soort dat groot genoeg was om te gebruiken. Daarnaast was ook dit hout een van de belangrijkste die in Egypte voorkwam.
Daarnaast waren er verschillende edelmetalen die ze van de Egyptenaren hadden ontroofd/gekregen. We moeten hier denken aan goud, zilver en koper. In Exodus 38:24-29 lezen we over de hoeveelheden (een talent is ongeveer 17 kg):
Bijbeltekst | Type | Talenten | Shekels | Totaal KG hoog | Totaal KG laag | |
Ex 38:24 | Goud | 29 | 730 | 1432,39 | 883,09 | |
Ex 38:25 | Zilver | 100 | 1775 | 4927,40 | 3038,91 | |
Ex 38:27 | 100 voeten heiligdom | Zilver | 100 | 4899,00 | 3024,00 | |
Ex 38:28 | tenthaken | Zilver | 1775 | 28,40 | 14,91 | |
Ex 38:29 | beweegoffer | Koper | 70 | 2400 | 3467,70 | 2136,96 |
Ex 25:39 | Menorah | Goud | 1 | 48,99 | 30,24 |
Al dit materiaal werd verwerkt in de tabernakel. Het enig andere materiaal wat verder werd gebruikt was stof en/of leer voor de kleden en als verpakkingsmateriaal.
Het zijn deze hoeveelheden materialen en de gewichten daarvan die in de verschillende genoemde onderdelen zijn verwerkt om te controleren of het inderdaad mogelijk is om de tabernakel te kunnen vervoeren met het aantal dragers zoals in de Bijbel wordt vermeld. Tegenwoordig dragen Israëlische commando's 25 kg ballast per persoon bij oefeningen in de woestijn, nu is het bekend dat in extreme situaties deze getrainde commando's 50 kg kunnen dragen. Maar de berekeningen wordt uitgegaan dat de levieten max. 25 kg per persoon droegen. De reden is dat bij een zwaarder gewicht de dragers te vaak afgewisseld moesten worden vanwege de hoge temperaturen (tot boven de 40 graden in de zomer) en het zware terrein.
In Exodus 26 wordt voor de beschrijving van de tabernakel 2 termen gebruikt, nl. tabernakel (mišəkān) en tent (ōhel). Helaas is dit subtiele verschil in moderne vertalingen meestal niet goed zichtbaar, maar zoals zal blijken is er terdege een verschil. We zien dat als er wordt gesproken over de tent (ōhel) het altijd gaat om de kleden en bij nadere beschouwing dat het altijd gaat om de 2de bedekking, namelijk het kleed wat gemaakt is van geitenhaar. Kijken we naar de tabernakel (mišəkān) dan valt op dat hier altijd wordt verwezen naar het met goud bedekte houten frame en het eerste geweven kleed met de cherubim. Zonder goed inzicht van dit onderscheid is het onmogelijk de beschrijving van de tabernakel in dit hoofdstuk te begrijpen.
We komen nu bij het tweede gedeelte, het framewerk van de tabernakel welke bestaat uit verschillende onderdelen. Rechts zien we een overzicht uit welke onderdelen deze bestaat voor zover het wordt vermeld in Ex. 26:15-37.
De belangrijkste onderdelen zijn:
Als we al deze onderdelen in elkaar zetten dan krijgen we het overzicht zoals hier rechts wordt weergegeven.
Van acaciahout overdekt met goud en versterkt met pilaren ook van acaciahout en overdekt met goud. Wat als eerste opvalt, de hoeken waren hol en bestonden uit 2 delen die samengevoegd werden (Ex. 26:23-24). Holle buizen zijn vele malen sterker dan een massieve cilinder.
Ten tweede valt op dat de planken aan elkaar werden bevestigd met een soort zwaluwstaartverbinden (Ex. 26:17) hierdoor werd het steviger.
Terwijl we in Ex. 26:26 lezen dat deze constructie verder werd verstevigd met dwarsstaven.
Er zijn vier tentdoeken die over de tabernakel worden gelegd.
Verder is er ook nog de tentdoek die voor de ingang hing (Ex. 26:36) en direct valt op dat het gordijn dezelfde kleuren heeft als die van de voorhof: hemelsblauw, purper en scharlaken. Deze kleuren zijn interessant en er zijn legio theorieën wat de kleuren zouden betekenen. Iedereen die wel eens naar een zonsonder- of zonsopgang heeft gekeken moet het zijn opgevallen dat de genoemde kleuren juist dan heel goed zijn te zien. Een terechte opmerking is dan ook of deze kleden dan niet hierop moesten lijken. Ook hier is weer niet duidelijk of de verschillende kleuren in banen of door elkaar heen zijn geweven of dat ze daadwerkelijk leken op een zonsop- of ondergang. Van oude kledingstukken weten we dat de verschillende kleuren vaak in banen werden geweven, maar ook dat allerlei afbeeldingen erop werden geweven.
De vraag die overblijft is of het gordijn dan als één groot gordijn was gemaakt, of bestond uit vier kleinere gordijnen. De meeste vertalingen hebben correct gordijn (enkelvoud) vertaald en dit zou inderdaad suggereren dat er sprake is van één groot gordijn. Echter, zoals gewoonlijk, er zijn altijd deskundigen die hier vragen bij stellen (zie de discussie op The Desert Tabernacle, met wie we vele jaren hebben samengewerkt om tot deze reconstructie te komen). In het kort komt het hierop neer dat volgens hem genoeg ruimte is in de Hebreeuwse tekst dat het niet om één maar om vier gordijnen kan gaan.
Bij binnenkomst van de tabernakel valt als eerste op dat de vloer niet is bedekt. We lopen op het zand van de woestijn zelf. Verder zijn er drie objecten te zien: de Menorah, de Toontafel en het Reukofferaltaar (zie de hoofdartikelen voor een uitgebreidere beschrijving).
Een van de voorwerpen welke in de tabernakel stond was de Menorah (Ex. 25:31-37), ook wel de gouden kandelaar genoemd. Bij het bestuderen van deze kandelaar blijkt al gauw dat er allerlei details zijn waar je goed op moet letten. Het makkelijkste is dat deze van goud is (vs. 31). Moeilijker wordt het al met de opmerking “gedreven werk” waarmee wordt bedoeld dat het een “overbrenging gehamerd metaal” is, waarmee dus wordt bedoeld dat het niet gegoten is, maar in de juiste vorm met hamers is geslagen. Dit betekent dat de onderdelen die hierna worden genoemd dus met de hand zijn bewerkt. De hoofdonderdelen zijn de kandelaar met aan elke kant drie armen, met daarop zeven kandelaars.
Deze kandelaars worden niet zoals we tegenwoordig zien gebruikt om kaarsen in te steken, maar om een brandbare vloeistof in te branden. Vandaar dat ook specifiek wordt gezegd dat deze de vorm van een amandelkelk moet zijn, waar de bloesem nog aanzit. Iemand die nog nooit het verloop van de bloesem van een amandelboom heeft bestudeerd zal het volledig ontgaan wat wordt bedoeld met “bloemkelken, knoppen en bloesem”. Het geval wil nl. dat op een bepaal moment tijdens de bloesem zowel nog de knop (de kleine groen bladeren onder de bloem), de bloesem (de witte bladeren) als de kelk, het eerste beginsel van de vruchtvorming aanwezig is. Het is op deze manier dat deze kandelaar eruit moet zien. Dit heeft praktisch ook een aantal belangrijke punten, de olie moet in de kandelaar worden gegoten en op deze manier kan er een maximale hoeveelheid in de knop en de kelk, terwijl de bloesem ervoor zorgt dat de vlammen niet naar beneden gaan lekken. Om zoiets te maken is enorm veel geduld en vooral ervaring voor nodig, temeer daar het ook nog eens aan de rest vastgemaakt moet worden.
Is een enkele bloem al lastig om te maken, in het midden moet niet één maar viermaal dit gemaakt worden, zoiets als een kleine bloementros. Vervolgens lezen we dat er ook nog eens knoppen op de kandelaar moeten worden bevestigd op de plek waar de armen eruit steken.
Kijken we naar de gouden kandelaar die in de buurt van de klaagmuur tentoon wordt gesteld en welke zal gaan dienen voor de nieuwe tempel die de Joden willen gaan bouwen, dan zien we dat deze erg stilistisch is gemaakt en dat de bloesem tegen de armen en de kandelaar aan zijn gedrukt. Dit zien we ook bij afbeeldingen van de menorah op de Titus-boog. De vraag is of dit inderdaad er zo heeft uitgezien bij het ontwerp van de menorah die gebruikt werd in de tabernakel.
Op de tafel der toonbroden in de tabernakel werden 12 broden of koeken gelegd. In Leviticus 24:5-9 wordt beschreven hoe ze gemaakt moeten worden. Een van de dingen die me daarbij opviel in de commentaren en in veel Bijbelvertalingen is dat één zo’n brood een gewicht had van een tiende efa. Nu is een “efa” een inhoudsmaat en komt overeen met ongeveer 40 liter en dat zou betekenen dat een brood een gewicht heeft van ~5400 gram. We zien dit terug in de GNB96 waar vertaald wordt "Verder moeten jullie zelf van het fijnste meel twaalf broden bakken, elk van vierenvijftighonderd gram."
We hebben het dan nog niet over de vraag of het om ongezuurde broden gaat of niet, in ieder geval 12 van deze broden lagen op de tafel wat een gewicht geeft van bijna 65 kilogram. Nu zal de tafel stellig zo’n gewicht hebben kunnen dragen, maar er zijn meer complicaties want deze broden nemen ook een behoorlijk volume in. Verder moeten we bedenken dat deze broden op de tafel bleven als het volk naar een andere plaats trok (Num. 4:7), wat stellig dan problemen zou hebben opgeleverd.
Om een indruk te geven is hiernaast een afbeelding toegevoegd waarop we de wisseling van de toonbroden in de Tempel kunnen zien. De vraag is dan ook klopt dit en als je naar de grondtekst kijkt dan is het eerste wat opvalt dat er staat “Eén koek moet twee tiende zijn“, nergens wordt gesproken over een efa. Ook heb ik in geen enkel commentaar kunnen vinden waarom het een efa zou moeten zijn. Nu komen er in het Hebreeuws ook andere inhoudsmaten voor en het is interessant om te kijken of er een kleinere eenheid is die logischer is. Het blijkt dat dit inderdaad het geval is, er is de homer welke een tiende van een efa is (Ex. 16:36). Dat brengt het gewicht (=1080 gr) onmiddellijk een stuk omlaag en geeft een totaal gewicht van ongeveer 13 kg voor alle broden en geeft voldoende ruimte om deze op de toontafel te leggen.
Bij de bestudering van het reukofferaltaar is het even flink puzzelen, want de verschillende onderdelen worden op verschillende plekken in de Bijbel beschreven. Zo is er in Exodus 30:7-9 sprake van reukwerk welke verbrand moet worden. In Leviticus 16:12 wordt duidelijk dat het om een soort vuurschaal/vuurbak/vuurkorf gaat. Wij denken tegenwoordig bij een wierrookbrander aan een plat schaaltje waar het in wordt gezet of als het wat groter is een ronde bal zoals je Rooms-katholieke priesters wel eens ziet dragen.
Belangrijk is in zo’n situatie om je niet te laten verleiden door moderne reukwerkschalen, maar dat je op zoek gaat naar authentieke schalen. Zo zijn er een aantal exemplaren in Egypte gevonden, welke nu tentoongesteld worden in het Brooklyn museum. Deze zien er dan ook iets anders uit, het is een echte schaal met daaraan haakjes waar kettingen of touwen aan zaten zodat het gedragen kon worden. Voor de bouw van mijn tabernakel heb ik dan ook deze als voorbeeld gekozen en niet een van de moderne wierrookbranders. Argumentatie is dat de Joden lange tijd in Egypte hebben gewoond en dat er geen enkele reden is dat ze hiervoor een compleet nieuw ontwerp zouden gebruiken, temeer daar dit nergens in de Bijbel wordt genoemd. Hieronder links mijn ontwerp (ong. 15 cm doorsnee) en rechts het origineel.
Helemaal achteraan in de tabernakel is een afgesloten gedeelte dat het Heilige der Heiligen wordt genoemd. In tegenstelling tot het eerste gedeelte, wordt dit gedeelte door 3 kanten van de wanden weerspiegeld. Daarnaast is het enige voorwerp de verbondsark welke, inclusief de draagstokken, een groot deel in beslag nam van deze ruimte.
De verbondsark of ark des Heren bestaat volgens Ex.25:10-22 uit de volgende onderdelen:
Volgens 1 Kon. 8:9 "was er niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen".
In Numeri 4 lezen we een gedetailleerd draaiboek hoe de tabernakel ontmanteld moet worden. Als eerste valt op dat alle losse onderdelen van de tabernakel, zoals de menora, de toontafel en de verbondsark ingepakt moeten worden. Waar we echter bij stil moeten staan is dat eenmaal ingepakt deze allemaal te breed zijn om naar buiten gedragen te worden. We zien dan ook dat vervolgens de tabernakel zelf wordt afgebroken, ook hier zien we dat er aparte groepen levieten waren die voor een specifiek onderdeel wordt ingeschakeld. De Gersonieten zijn belast met alle tentdoeken, terwijl de Merarieten o.a. belast zijn met de planken, de dwarsbalken, de palen en voetstukken.
Kijken we naar de volgorde dan blijkt dat dit de snelste manier is om de tabernakel af te breken. Ze komen netjes na elkaar en lopen elkaar niet in de weg omdat iedereen weet wat hij moet doen. In Numeri 7 vers 3 lezen we dat er zes wagens beschikbaar waren voor deze grote onderdelen die getrokken werden door 12 runderen. Twee van deze wagens waren voor de Gersonieten en de overige voor de Merarieten. Ook hier valt weer op dat deze verdeling zeer goed overeenkomt met het te dragen gewicht en dat de runderen niet overbelast worden.
In 2 Kron. 5:5-6 lezen we dat de tabernakel en bijbehorende spullen wordt opgeslagen in de tempel. Echter mogelijk is dit reeds een andere tabernakel omdat in Jer. 7:12ev. wordt opgemerkt dat in Silo deze werd vernietigd. Ook Maimonides, zich baserend op Mishnah (Zevahim 14:6) en de Talmoed (TB Zevahim 118) schrijft “Once they entered the Land [of Israel], they established the Tabernacle in Gilgal [where it stood] for the 14 years that they conquered and divided the land. From there they went to Shiloh, where a stone house was built, and it was covered with the Tabernacle’s curtains – as opposed to a solid roof. For 369 years the sanctuary stood in Shiloh. On the death of Eli it was destroyed, whereupon they came and built a sanctuary at Nob. On the death of Samuel it was destroyed, whereupon they came and built a sanctuary at Gibeon. From Gibeon they came to the Temple in Jerusalem. The length of time [of the Tabernacle] in Nob and Gibeon was 57 years.” (Mishneh Torah, Hilkhot Beit ha-Behirah 1:2). Ook andere Joodse bronnen vermelden hetzelfde en gaan ervanuit dat het door de Filistijnen is verwoest (TB Yoma 9a, Megillah 16b; Zevahim 102b, 118b).