zoon van Jakob, getrouwd met Asnath.
Nadat Jozef door zijn broers is verkocht en uiteindelijk in Egypte de dromen van de Farao heeft verklaard en komt hij in een hoge positie, zodat hij Egypte kon redden van de hongersnood. Het is dan ook interessant om te zien via welke politiek Jozef dit gedaan heeft. Als eerste stelt hij de Farao voor om iemand (hijzelf natuurlijk) de leiding te geven over een programma voor voedselvoorziening in het hele land (Gen 41:33). Er moesten opzieners (of gewoon ordinaire belastinginspecteurs) komen die er op toezagen dat een extra belasting van 20% werd geheven op het koren, dat in grote graanschuren werd opgeslagen (vs 34-35). Toen de hongersnood begon verkocht Jozef deze voorraden weer terug aan de Egyptenaren (vs 56) en met zoveel succes dat de burgerbevolking bijna helemaal blut was (Gen 47: 14) en geen geld meer hadden om nog voedsel te kopen.
Hier zien we een tweede fase in de politiek van Jozef, als ‘redder’ neemt hij ook alle roerende goederen, zoals paarden, runderen en ezels (Gen 47:18) in ruil voor het graan. Dit was voor de burgers de eerste stap naar een faillissement, immers deze dieren hadden ze nodig om het land te bewerken en om hun producten te vervoeren. We zien dan ook dat direct daarna de onroerende goederen als huizen en de landerijen worden geconfisqueerd, of om een modern Nederlands woord te gebruiken “genationaliseerd”, in ruil voor voedsel (vs 20). Dat de burgerbevolking met deze laatste actie helemaal afhankelijk was van de regerende partij blijkt dat vanaf dat moment de burgers ‘mogen’ werken voor de overheid, door op hun eigen vroegere landerijen te werken, en bovendien daar nog eens 20% belasting over moesten betalen.
Door deze acties werd Jozef ‘redder van het volk’ (vs 25), toch blijkt dat hij met een partij het iets moeilijker had, nl. de priesterkaste. Zoals ook tegenwoordig waren deze rijk, hadden hun eigen landerijen en wisten met hun macht deze te behouden. En zoals ook de communisten in Rusland religie als ‘opium voor het volk’ zagen en niet volledig durfden aan te pakken, zo zien we dat in Jozefs politiek dit ook terug, ook hij liet de priesters hun macht behouden (vs 22).