Literatuur
Bijbelteksten

Naamgeving

Naamgeving, het geven van een naam aan iemand, met name bij de geboorte. Daarnaast werden namen ook op latere leeftijd soms veranderd, al dan niet in goddelijke opdracht.

Bijbel

Bij veel namen in de Bijbel zien we dat die past bij wat hij doet, bijvoorbeeld Jozua "De HEERE is verlossing" en de de profeet Jesaja "de HERE redt". De reden is dat het geven van een naam in het Oude Midden Oosten zeer belangrijk was omdat als men iemands naam kende men ook zijn wezen kende en dus wist wie of wat hij was.

Naamgeving voor de geboorte

• Hagar krijgt opdracht om haar kind Ismaël te noemen (Gen. 16:11);
• Abraham kreeg opdracht om zijn kind Izak te noemen (Gen. 17:19);
• David kreeg inzicht dat hij een zoon zou krijgen die hij Salomo moest noemen (1 Kron. 22:9);
• Jesaja kreeg opdracht om zijn kind Immanuel te noemen (Jes. 7:14);
• Aan Jozef wordt opdracht gegeven om het kind van Maria Jezus te noemen (Matt. 1:21);
• Aan Zacharias wordt de opdracht gegeven om zijn kind Johannes te noemen (Luk. 1:13);

Naamgeving bij de geboorte

Regelmatig zien we dat na de geboorte van een kind er een verklaring wordt gegeven waarom deze zo wordt genoemd.

• Zo lezen we van Eva dat zij “baarde Kaïn, en zei: Ik heb een man van de HEERE verkregen!” (Gen. 4:2) In het Hebreeuws is er een woordspel tussen Kaïn (qayin) en "verkregen" (qānîṯî) en geeft zodoende de betekenis weer van Kaïn, namelijk dat hij "(ver)kregen, gekocht is van HEERE".
• Ook bij de geboorte van Seth lezen we “zij noemde zijn naam Seth. Want God heeft mij een ander kind gegeven” (Gen. 4:25).  Ook hier is er datzelfde soort woordspel tussen “Seth” (šēṯ) en “ander gegeven” (šāṯ).

Naamsverandering

→ verandering van naam

Het komt meermalen voor dat iemand tijdens zijn leven een andere naam krijgt. De eerste reden is dat deze beter past bij zijn doen en laten dan zijn eerste naam. Voorbeelden hiervan zijn oa. Abram "verheven vader" veranderd in Abraham "vader van een menigte volkeren" (Gen. 17:5) en die van zijn vrouw Sarai "vechtster" (?) tot Sara "vorstin, heerseres" (Gen. 17:15), terwijl hun kleinzoon Jakob "hielenlichter, bedrieger" wordt veranderd in Israël "strijder Gods" (Gen. 32:28; 35:10).

Een andere reden is dat de persoon in een ander land is gaan wonen en een naam aanneemt of krijgt die bruikbaar was in dat land. Voorbeelden zijn dat Farao Jozefs naam veranderde in Zafnath Paaneah (Gen. 41:45), terwijl Hadassa eenmaal in de harem de Perzische naam Esther kreeg (Esth. 2:7).

Bijnamen

Het gebruik van bijnamen (Hebreeuws כָּנָה ^H3655, Grieks ἐπικαλέομαι ^G1941) geven was ook in Bijbelse tijden bekend (cf. Job 32:21-22). Zo lezen we dat Lebbeus als bijnaam Thaddeus had (Mat. 10:3), Simon de bijnaam Petrus (Mark. 3:16), Johannes en Jakobus de bijnaam Boanerges (Mark. 3:17). Simeon had de bijnaam Niger of Neger (Hand. 13:1).

Aangemaakt 14 januari 2012, laatst bijgewerkt 19 december 2020

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!