Heiden, Heidenen
ἐθνικός G1482 "heiden", ἐθνικῶς G1483 "heidenen (als de)", ἔθνος G1484 "menigte, ras, natie, volksgroep", גּוֹי H1471 "volkeren, volk, natie, natien, volken, heidenen",

Zie ook: Volk, natie,

Heidenen, de niet gelovigen. "In het algemeen. Ieder die den eenigen waren God niet kent, dus ieder die geen Israëliet of Jood, geen Christen, en (behalve bij de middeleeuwsche opvatting van het woord) geen Mahomedaan is" (WNT, lemma "heiden", I.). "De leer der R.-Katholieke Kerk strekt het begrip uit over ieder die niet gedoopt is" (WNT, lemma "heiden", I.3).

Inhoud

Terminologie

Naar de gewone voorstelling: oorspronkelijk een Gotisch woord dat door de andere Germanen werd overgenomen en — in vrije navolging van lat. paganus (van pagus, dorp) — eene afleiding van heide (I, 1), veld, vlakte; derhalve eigenlijk: iemand van het platte land, doch, evenals mlat. paganus (dorpeling), gebezigd in den zin van: afgodendienaar, ongedoopte, aangezien toen bij de stedelingen reeds het christelijk geloof algemeen was geworden, de aloude godendienst op 't platte land nog voortbestond. Tegen dit een en ander zijn historische en etymologische bezwaren gemaakt (Indog. Forsch. 5, 178 vlg.); nochtans moet bij 't voorstaan van eene andere meening (herkomst uit het Armenisch; zie t. a. pl.) toch worden aangenomen dat de tweeklank van heiden reeds in 't Gotisch door bijgedachte aan heide is ontstaan. (WNT, lemma "heiden").

Het Hebreeuwse woord גּוֹי H1471 heeft in eerste instantie de betekenis van "volk" en is mogelijk afgeleid van גֵּוָה H1465 of גְּוִיָּה H1472 "lichaam" (Gesenius, p. 162; E. Klein, p. 94) en is te vergelijken met het Akkadisch gayum voor "clan" ie. van één lichaam (Daniel E. Fleming, “The Sim'alite gayum and the Yaminite li'mum in the Mari Archives,” Amurru 3. Paris: Editions Recherche sur les Civilisations, 2004, p. 199-212). Pas in de latere boeken zien we dat het meer een specifieke aanduiding wordt voor de "andere volken", waarbij afhankelijk van de context "heidenen" mee worden bedoeld (Lev. 18:24; Joz. 12:23; Ps. 79:1), cf. גֹּויִ֖ם וֵאלֹהָֽיו "de heidenen en hun goden" (2 Sam. 7:23; cf. LXX εθνη και σκηνωματα) en עֲצַבֵּ֣י הַ֭גֹּויִם "de afgoden der heidenen" (Ps. 135:15).

Ook het Griekse woord ἔθνος G1484 heeft een soortgelijke betekenis als het Hebreeuwse גּוֹי H1471.


Aangemaakt 18 augustus 2017


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!