Joodse Opstand

Zie ook: Oorlog,

Onder de Joodse Opstand worden verschillende oorlogen of opstanden mee bedoeld:

Inhoud

Joodse Oorlog (66 tot 70 n.C.)

De Joodse Oorlog, ook wel Joodse opstand genoemd, woedde in Judea en Galilea van 66 tot 70 n.C. toen de Joden onder aanvoering van de Zeloten in opstand kwamen tegen de Romeinen omdat in 66 procurator Gessius Florus in opdracht van keizer Nero een groot bedrag uit de tempelkas nam, die bestond uit de tienden die iedere Jood jaarlijks afstond voor de instandhouding van de tempeldienst. De opstand brak uit in Caesarea nadat Grieken de plaatselijke synagoge hadden ontheiligd. De opstand sloeg over naar Jeruzalem waar het Romeinse garnizoen werd verslagen. De bestuurder van Syria stuurde versterkingen naar Judea om de rust te herstellen maar deze werden eveneens verslagen. Toen greep keizer Nero in en stuurde zijn in diskrediet geraakte generaal Vespasianus naar Caesarea met 60.000 legioensoldaten (Legio XV Apollinaris, Legio V Macedonica, Legio X Fretensis en Legio XII Fulminata).

Vespasianus ging grondig te werk en tegen 68 had hij Galilea en de kuststrook onder controle. De overlevende opstandelingen verschansten zich in Jeruzalem. In een korte burgeroorlog werden alle joden die wilden onderhandelen met de Romeinen vermoord door de Zeloten. In het jaar 68 stierf Nero en Vespasianus volgde hem op en liet het verder neerslaan van het verzet over aan zijn zoon Titus. Deze begon onmiddellijk met de belegering van Jeruzalem.

Met de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel (29-30 augustus 70 n.C.) kwam een einde aan de oorlog, hoewel in de regio er verschillende brandhaarden bleven.

Met de verovering van Masada in het jaar 73 kwam een definitief einde aan het laatste Joodse verzet.


Bar Kochba-opstand (132-136)

onder leiding van Simon Bar Kochba


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!