Arts
ἰατρός G2395 "medicus, dokter", רָפָא H7495 "helen, heelmeester",

Zie ook: Apotheker, Medicijn,

Arts, dokter (Hebreeuws רָפָא H7495, Grieks ἰατρός G2395), iemand die als beroep heeft om anderen te genezen.

Inhoud

Bijbel

De evangelieschrijver Lukas was een arts (Col. 4:14). Als er kritiek op Jezus komt als het met tollenaars en andere zondaars eet, geeft Hij de gevleugelde uitspraak "Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn" (Mat. 9:12; Mark. 2:17; Luk. 4:23).

Dat artsen niet altijd mensen konden helpen blijkt uit het feit dat Job zijn vrienden "nietige medicijnmeesters" noemt (Job 13:4), terwijl van de bloed vloeiende vrouw wordt gezegd dat ze "veel geleden had van vele medicijnmeesters" (Mark. 5:26) ondanks dat ze kapitalen aan hen had betaald (Luk. 8:43). Er was zelf een spreekwoord "Medicijnmeester, genees Uzelven" (Luk. 4:23). Een belangrijk punt is dan ook dat in ziekte men ook naar de Heere moet gaan en niet alleen op de artsen moet vertrouwen (2 Kron. 16:12) omdat de Heere de Heelmeester is (Ex. 15:26; cf. Gen. 20:17).

Naast het genezen van mensen was het de taak van artsen in Egypte om ook doden te balsemen (Gen. 50:2). Ook waren er Apothekers die medicijnen maakten.


Eed van Hippocrates

Ὄμνυμι Ἀπόλλωνα ἰητρὸν, καὶ Ἀσκληπιὸν, καὶ Ὑγείαν, καὶ Πανάκειαν, καὶ θεοὺς πάντας τε καὶ πάσας, ἵστορας ποιεύμενος, ἐπιτελέα ποιήσειν κατὰ δύναμιν καὶ κρίσιν ἐμὴν ὅρκον τόνδε καὶ ξυγγραφὴν τήνδε. Ἡγήσασθαι μὲν τὸν διδάξαντά με τὴν τέχνην ταύτην ἴσα γενέτῃσιν ἐμοῖσι, καὶ βίου κοινώσασθαι, καὶ χρεῶν χρηίζοντι μετάδοσιν ποιήσασθαι, καὶ γένος τὸ ἐξ ωὐτέου ἀδελφοῖς ἴσον ἐπικρινέειν ἄῤῥεσι, καὶ διδάξειν τὴν τέχνην ταύτην, ἢν χρηίζωσι μανθάνειν, ἄνευ μισθοῦ καὶ ξυγγραφῆς, παραγγελίης τε καὶ ἀκροήσιος καὶ τῆς λοιπῆς ἁπάσης μαθήσιος μετάδοσιν ποιήσασθαι υἱοῖσί τε ἐμοῖσι, καὶ τοῖσι τοῦ ἐμὲ διδάξαντος, καὶ μαθηταῖσι συγγεγραμμένοισί τε καὶ ὡρκισμένοις νόμῳ ἰητρικῷ, ἄλλῳ δὲ οὐδενί. Διαιτήμασί τε χρήσομαι ἐπ' ὠφελείῃ καμνόντων κατὰ δύναμιν καὶ κρίσιν ἐμὴν, ἐπὶ δηλήσει δὲ καὶ ἀδικίῃ εἴρξειν. Οὐ δώσω δὲ οὐδὲ φάρμακον οὐδενὶ αἰτηθεὶς θανάσιμον, οὐδὲ ὑφηγήσομαι ξυμβουλίην τοιήνδε. Ὁμοίως δὲ οὐδὲ γυναικὶ πεσσὸν φθόριον δώσω. Ἁγνῶς δὲ καὶ ὁσίως διατηρήσω βίον τὸν ἐμὸν καὶ τέχνην τὴν ἐμήν. Οὐ τεμέω δὲ οὐδὲ μὴν λιθιῶντας, ἐκχωρήσω δὲ ἐργάτῃσιν ἀνδράσι πρήξιος τῆσδε. Ἐς οἰκίας δὲ ὁκόσας ἂν ἐσίω, ἐσελεύσομαι ἐπ' ὠφελείῃ καμνόντων, ἐκτὸς ἐὼν πάσης ἀδικίης ἑκουσίης καὶ φθορίης, τῆς τε ἄλλης καὶ ἀφροδισίων ἔργων ἐπί τε γυναικείων σωμάτων καὶ ἀνδρῴων, ἐλευθέρων τε καὶ δούλων. Ἃ δ' ἂν ἐν θεραπείῃ ἢ ἴδω, ἢ ἀκούσω, ἢ καὶ ἄνευ θεραπηίης κατὰ βίον ἀνθρώπων, ἃ μὴ χρή ποτε ἐκλαλέεσθαι ἔξω, σιγήσομαι, ἄῤῥητα ἡγεύμενος εἶναι τὰ τοιαῦτα. Ὅρκον μὲν οὖν μοι τόνδε ἐπιτελέα ποιέοντι, καὶ μὴ ξυγχέοντι, εἴη ἐπαύρασθαι καὶ βίου καὶ τέχνης δοξαζομένῳ παρὰ πᾶσιν ἀνθρώποις ἐς τὸν αἰεὶ χρόνον. παραβαίνοντι δὲ καὶ ἐπιορκοῦντι, τἀναντία τουτέων.

Transliteratie

Ómnymi Apóllōna iētròn, kaì Asklēpiòn, kaì Hygeían, kaì Panákeian, kaì theoùs pántas te kaì pásas, hístoras poieúmenos, epiteléa poiḗsein katà dýnamin kaì krísin emḕn hórkon tónde kaì xyngraphḕn tḗnde. Hēgḗsasthai mèn tòn didáxantá me tḕn téchnēn taútēn ísa genétēisin emoîsi, kaì bíou koinṓsasthai, kaì chreō̂n chrēízonti metádosin poiḗsasthai, kaì génos tò ex ōytéou adelphoîs íson epikrinéein árrhesi, kaì didáxein tḕn téchnēn taútēn, ḕn chrēízōsi manthánein, áneu misthoû kaì xyngraphē̂s, parangelíēs te kaì akroḗsios kaì tē̂s loipē̂s hapásēs mathḗsios metádosin poiḗsasthai hyioîsí te emoîsi, kaì toîsi toû emè didáxantos, kaì mathētaîsi syngegramménoisí te kaì hōrkisménois nómōi iētrikō̂i, állōi dè oudení. Diaitḗmasí te chrḗsomai ep' ōpheleíēi kamnóntōn katà dýnamin kaì krísin emḕn, epì dēlḗsei dè kaì adikíēi eírxein. Ou dṓsō dè oudè phármakon oudenì aitētheìs thanásimon, oudè hyphēgḗsomai xymboulíēn toiḗnde. Homoíōs dè oudè gynaikì pessòn phthórion dṓsō. Hagnō̂s dè kaì hosíōs diatērḗsō bíon tòn emòn kaì téchnēn tḕn emḗn. Ou teméō dè oudè mḕn lithiō̂ntas, ekchōrḗsō dè ergátēisin andrási prḗxios tē̂sde. Es oikías dè hokósas àn esíō, eseleúsomai ep' ōpheleíēi kamnóntōn, ektòs eṑn pásēs adikíēs hekousíēs kaì phthoríēs, tē̂s te állēs kaì aphrodisíōn érgōn epí te gynaikeíōn sōmátōn kaì andrṓiōn, eleuthérōn te kaì doúlōn. HÀ d' àn en therapeíēi ḕ ídō, ḕ akoúsō, ḕ kaì áneu therapēíēs katà bíon anthrṓpōn, hà mḕ chrḗ pote eklaléesthai éxō, sigḗsomai, árrhēta hēgeúmenos eînai tà toiaûta. Hórkon mèn oûn moi tónde epiteléa poiéonti, kaì mḕ xynchéonti, eíē epaúrasthai kaì bíou kaì téchnēs doxazoménōi parà pâsin anthrṓpois es tòn aieì chrónon. parabaínonti dè kaì epiorkoûnti, tanantía toutéōn.

Vertaling

Ik zweer bij Apollo, de Genezer, bij Asclepius, Hygieia et Panaceia, en bij alle goden en godinnen, die ik tot getuigen roep, dat ik deze eed en deze verklaring, naar beste weten en vermogen, zal nakomen.
Ik zal hem, die deze kunst aan mij heeft onderwezen, beschouwen als een vader, hem laten delen in mijn levensonderhoud, en, als hij in schulden of nood zou geraken, hem op zijn verzoek steun verlenen. Zijn zonen zal ik gelijk stellen met mijn eigen broers; ik zal hun, als zij de wens daartoe te kennen geven, deze kunst leren zonder vergoeding en zonder schuldbewijs; tot mijn voorschriften, voordrachten en heel mijn verdere onderricht zal ik toegang geven aan mijn zonen, aan die van mijn leermeester en aan die leerlingen die zich bij mij hebben ingeschreven en gehouden zijn aan de medische wet; maar aan niemand anders.
Ik zal diëetregels naar beste weten en vermogen aanwenden tot heil der zieken, nooit tot hun verderf of schade.
Ik zal niemand een dodelijk geneesmiddel toedienen, ook niet aan iemand die dit van mij vraagt; zelfs een aanwijzing in die richting zal ik niet verstrekken.
Ik zal nooit aan een vrouw een middel toedienen ter vernietiging van ontkiemend leven.
Ik zal mijn leven en mijn kunst steeds zuiver en rein bewaren.
Ik zal geen operaties uitvoeren, zelfs niet bij lijders aan blaasstenen, maar ik zal dat werk aan deskundigen overlaten.
In welk huis ik ook binnentreed, ik zal er alleen binnengaan om de zieken te helpen; nooit zal ik er willens en wetens enig onrecht doen, in het bijzonder mij nooit schuldig maken aan sexuele omgang met man of vrouw, vrije of slaaf.
Ik zal, wat ik bij de uitoefening van mijn beroep ook zal horen of zien, of ook daarbuiten over het leven van mensen te weten kom aan dingen, die nooit bekend mogen worden, in stilzwijgen bewaren, en het beginsel hooghouden, dat dingen die mij zó bekend worden vallen onder de plicht van geheimhouding.
Als ik deze eed trouw in acht neem en niet ontwijd, moge ik dan in mijn leven en in mijn kunst gezegend worden, en aanzien genieten bij alle mensen, te allen tijde, - maar als ik hem schend en meinedig word, dan wil ik het tegendeel ondergaan.


Aangemaakt 17 september 2005, laatst gewijzigd 5 oktober 2020


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!