1 Thessalonicensen 4:1 | Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij [daarin] meer overvloedig wordt. |
2 Thessalonicensen 3:7 | Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u; |
1 Timotheus 3:2 | Een opziener dan moet onberispelijk zijn, ener vrouwe man, wakker, matig, eerbaar, gaarne herbergende, bekwaam om te leren; |
1 Timotheus 3:7 | En hij moet ook een goede getuigenis hebben van degenen, die buiten zijn, opdat hij niet valle in smaadheid, en [in] den strik des duivels. |
1 Timotheus 3:15 | Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid. |
1 Timotheus 5:13 | En meteen ook leren zij ledig omgaan bij de huizen; en zijn niet alleen ledig, maar ook klapachtig, en ijdele dingen doende, sprekende, hetgeen niet betaamt. |
2 Timotheus 2:6 | De landman, als hij arbeidt, moet alzo eerst de vruchten genieten. |
2 Timotheus 2:24 | En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren, [en] die de kwaden kan verdragen; |
Titus 1:7 | Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker; |
Titus 1:11 | Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil. |
Hebreeen 2:1 | Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen [van ons] gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. |
Hebreeen 9:26 | (Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnzelfs offerande. |
Hebreeen 11:6 | Maar zonder geloof is het onmogelijk [Gode] te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken. |
1 Petrus 1:6 | In welke gij u verheugt, nu een weinig [tijds] (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen; |
2 Petrus 3:11 | Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! |
Openbaring 1:1 | De openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; |
Openbaring 4:1 | Na dezen zag ik, en ziet, een deur was geopend in den hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, als van een bazuin, met mij sprekende, zeide: Kom hier op, en Ik zal u tonen, hetgeen na dezen geschieden moet. |
Openbaring 10:11 | En hij zeide tot mij: Gij moet wederom profeteren voor vele volken, en natien, en talen, en koningen. |
Openbaring 11:5 | En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood worden. |
Openbaring 13:10 | Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat [zelf] in de gevangenis; indien iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden. Hier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen. |