G1410 δύναμαι
bekwaam zijn

Bijbelteksten

Handelingen 5:39Maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken; opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen God te strijden.
Handelingen 8:31En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten.
Handelingen 10:47Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, welke den Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij?
Handelingen 13:39En [dat] van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd wordt.
Handelingen 15:1En sommigen, die afgekomen waren van Judea, leerden de broederen, [zeggende]: Indien gij niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden.
Handelingen 17:19En zij namen hem, en brachten [hem] op de [plaats, genaamd] Areopagus, zeggende: Kunnen wij [niet] weten, welke deze nieuwe leer zij, daar gij van spreekt?
Handelingen 19:40Want wij staan in gevaar, dat wij van oproer zullen verklaagd worden om [den dag] van heden, alzo er geen oorzaak is, waardoor wij reden zullen kunnen geven van deze oploop. En dit gezegd hebbende, liet hij de vergadering gaan.
Handelingen 20:32En nu, broeders, ik bevele u Gode, en den woorde Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden.
Handelingen 21:34En onder de schare riep [de ene dit], de andere wat anders. Doch als hij de zekerheid niet kon weten vanwege de beroerte, beval hij, dat men hem in de legerplaats zou brengen.
Handelingen 24:8Gebiedende zijn beschuldigers tot u te komen; van dewelken gij zelf, [hem] onderzocht hebbende, zult kunnen verstaan al hetgeen, waarvan wij hem beschuldigen.
Handelingen 24:11Alzo gij kunt weten, dat het niet meer dan twaalf dagen zijn, van dat ik ben opgekomen om te aanbidden te Jeruzalem;
Handelingen 24:13En zij kunnen niet bewijzen, waarvan zij mij nu beschuldigen.
Handelingen 25:11Want indien ik onrecht doe, en iets des doods waardig gedaan heb, ik weiger niet te sterven; maar indien er niets is van hetgeen, waarvan dezen mij beschuldigen, zo kan niemand mij hun uit gunst overgeven. Ik beroep mij op den keizer.
Handelingen 26:32En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, indien hij zich op den keizer niet had beroepen.
Handelingen 27:12En alzo de haven ongelegen was om te overwinteren, vond het meerder[deel] geraden ook van daar te varen, of zij enigszins te Fenix konden aankomen om te overwinteren, zijnde een haven in Kreta, strekkende tegen het zuidwesten en tegen het noordwesten.
Handelingen 27:15En als het schip daarmede weggerukt werd, en niet kon tegen den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen.
Handelingen 27:31Zeide Paulus tot den hoofdman en tot de krijgsknechten: Indien dezen in het schip niet blijven, gij kunt niet behouden worden.
Handelingen 27:43Maar de hoofdman, willen Paulus behouden, belette hun dat voornemen, en beval, dat degenen, die zwemmen konden, zich eerst zouden afwerpen, en te land komen;
Romeinen 8:7Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.
Romeinen 8:8En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.

Mede mogelijk dankzij