H157 אָהַב
beminnen, liefhebben, boelen (Ezech en Hos), beminde (bn), liefhebber, belust zijn op, bevriend zijn
Hosea 4:18 | Hunlieder zuiperij is afvallig; zij doen niet dan hoereren; hun schilden (het is een schande!) beminnen [het woord]: Geeft. |
Hosea 9:1 | Verblijd u niet, o Israël! tot opspringens toe, gelijk de volken; want gij hoereert van uw God af; gij hebt hoerenloon lief, op alle dorsvloeren des korens. |
Hosea 9:10 | Ik vond Israël als druiven in de woestijn, Ik zag uw vaderen als de eerste vrucht aan den vijgeboom in haar beginsel; [maar] zij gingen in [tot] Baal-peor, en zonderden zich af tot die schaamte, en werden gans verfoeilijk naar hun boelerij. |
Hosea 10:11 | Dewijl Efraim een vaars is, gewend gaarne te dorsen, zo ben Ik over de schoonheid van haar hals overgegaan; Ik zal Efraim berijden, Juda zal ploegen, Jakob zal voor zich eggen. |
Hosea 11:1 | Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen. |
Hosea 12:8 | In des koopmans hand is een bedriegelijke weegschaal, hij bemint te verdrukken; |
Hosea 14:5 | Ik zal hunlieder afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd. |
Amos 4:5 | En rookt van het gedesemde een lofoffer, en roept vrijwillige offers uit, doet het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt de Heere HEERE. |
Amos 5:15 | Haat het boze, en hebt lief het goede, en bestelt het recht in de poort, misschien zal de HEERE, de God der heirscharen, aan Jozefs overblijfsel genadig zijn. |
Micha 3:2 | Zij haten het goede, en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af, en hun vlees van hun beenderen. |
Zacharia 8:17 | En denkt niet de een des anderen kwaad in ulieder hart; en hebt een valsen eed niet lief; want al deze zijn [dingen], die Ik haat, spreekt de HEERE. |
Zacharia 8:19 | Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Het vasten der vierde, en het vasten der vijfde, en het vasten der zevende, en het vasten der tiende [maand], zal den huize van Juda tot vreugde, en tot blijdschap, en tot vrolijke hoogtijden wezen; hebt dan de waarheid en den vrede lief. |
Zacharia 13:6 | En zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden in uw handen? zo zal hij zeggen: Het zijn [de wonden], waarmede ik geslagen ben, [in] het huis mijner liefhebbers. |
Maleachi 1:2 | Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE; maar gij zegt: Waarin hebt Gij ons liefgehad? Was niet Ezau Jakobs broeder? spreekt de HEERE; nochtans heb Ik Jakob liefgehad. |
Maleachi 2:11 | Juda handelt trouwelooslijk, en er wordt een gruwel gedaan in Israel, en in Jeruzalem; want Juda ontheiligt de heiligheid des HEEREN, welke Hij liefheeft; want hij heeft de dochters eens vreemden gods getrouwd. |