H1697 דָּבָר
geschiedenis(sen), zaken, woord, woorden, zaak

Bijbelteksten

Ezechiel 1:3Geschiedde het woord des HEEREN uitdrukkelijk tot Ezechiel, den zoon van Buzi, den priester, in het land der Chaldeen, bij de rivier Chebar; en de hand des HEEREN was daar op hem.
Ezechiel 2:6En gij, mensenkind! vrees niet voor hen, en vrees niet voor hun woorden, hoewel wederwilligen en doornen bij u zijn, en gij bij schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet, en ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn een wederspannig huis.
Ezechiel 2:7Maar gij zult Mijn woorden tot hen spreken, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen; want zij zijn wederspannig.
Ezechiel 3:4En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israels, en spreek tot hen met Mijn woorden.
Ezechiel 3:6Niet tot vele volken, diep van spraak en zwaar van tong, welker woorden gij niet kunt verstaan; zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben?
Ezechiel 3:10Verder zeide Hij tot mij: Mensenkind, vat al Mijn woorden, die Ik tot u spreken zal, in uw hart, en hoor ze met uw oren.
Ezechiel 3:16Het gebeurde nu ten einde van zeven dagen, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende:
Ezechiel 3:17Mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen.
Ezechiel 6:1En het woord des HEEREN geschiedde tot mij, zeggende:
Ezechiel 6:3En zeg: Gij bergen Israels, hoort het woord des Heeren HEEREN! Zo zegt de Heere HEERE tot de bergen en tot de heuvelen, tot de beken en tot de dalen: Ziet, Ik, Ik breng over u het zwaard, en Ik zal uw hoogten verderven.
Ezechiel 7:1Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:
Ezechiel 9:11En ziet, de man, die met linnen bekleed was, aan wiens lenden de inktkoker was, bracht bescheid weder, zeggende: Ik heb gedaan, gelijk als Gij mij geboden hadt.
Ezechiel 11:14Toen geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:
Ezechiel 11:25En ik sprak tot de gevankelijk weggevoerden al de woorden des HEEREN, die Hij mij had doen zien.
Ezechiel 12:1Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
Ezechiel 12:8En des morgens geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:
Ezechiel 12:17Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:
Ezechiel 12:21Wederom geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:
Ezechiel 12:23Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal dit spreekwoord doen ophouden, dat zij het niet meer ten spreekwoord gebruiken zullen in Israel. Maar spreek tot hen: De dagen zijn nabij gekomen, en het woord van ieder gezicht.
Ezechiel 12:25Want Ik ben de HEERE, Ik zal spreken; het woord, [de tijd] zal niet meer uitgesteld worden; want in uw dagen, o wederspannig huis, zal Ik een woord spreken, en hetzelve doen, spreekt de Heere HEERE.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs