H2450 חָכָם
wijze(n), vaklieden, bekwaamste, wijs, wijzen man, schrander, bekwaam
Spreuken 26:5 | Antwoord den zot naar zijn dwaasheid, opdat hij in zijn ogen niet wijs zij. |
Spreuken 26:12 | Hebt gij een man gezien, die wijs in zijn ogen is! Van een zot is meer verwachting dan van hem. |
Spreuken 26:16 | De luiaard is wijzer in zijn ogen, dan zeven, die [met] rede antwoorden. |
Spreuken 28:11 | Een rijk man is wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig is, doorzoekt hem. |
Spreuken 29:8 | Spotdrijvende lieden blazen een stad aan [brand]; maar de wijzen keren den toorn af. |
Spreuken 29:9 | Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust. |
Spreuken 29:11 | Een zot laat zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts. |
Spreuken 30:24 | Deze vier zijn van de kleinste der aarde; doch dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien. |
Prediker 2:14 | De ogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent. |
Prediker 2:16 | Want er zal in eeuwigheid niet meer gedachtenis van een wijze, dan van een dwaas zijn; aangezien hetgeen nu is, in de toekomende dagen altemaal vergeten wordt; en hoe sterft de wijze met den zot? |
Prediker 2:19 | Want wie weet, of hij wijs zal zijn, of dwaas? Evenwel zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid heb en dien ik wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid. |
Prediker 4:13 | Beter is een arm en wijs jongeling, dan een oud en zot koning, die niet weet van meer vermaand te worden. |
Prediker 6:8 | Want wat heeft de wijze meer dan de zot? Wat heeft de arme [meer], die voor de levenden weet te wandelen? |
Prediker 7:4 | Het hart der wijzen is in het klaaghuis; maar het hart der zotten in het huis der vreugde. |
Prediker 7:5 | Het is beter te horen het bestraffen des wijzen, dan dat iemand hore het gezang der dwazen. |
Prediker 7:7 | Voorwaar, de onderdrukking zou wel een wijze dol maken; en het geschenk verderft het hart. |
Prediker 7:19 | De wijsheid versterkt den wijze meer dan tien heerschappers, die in een stad zijn. |
Prediker 8:1 | Wie is gelijk de wijze, en wie weet de uitlegging der dingen? De wijsheid der mensen verlicht zijn aangezicht, en de stuursheid zijns aangezichts wordt [daardoor] veranderd. |
Prediker 8:5 | Wie het gebod onderhoudt, zal niets kwaads gewaar worden; en het hart eens wijzen zal tijd en wijze weten. |
Prediker 8:17 | Toen zag ik alle werk Gods, dat de mens niet kan uitvinden, het werk, dat onder de zon geschiedt, om hetwelk een mens arbeidt om te zoeken, maar hij zal het niet uitvinden; ja, indien ook een wijze zeide, dat hij het zou weten, zo zal hij het [toch] niet kunnen uitvinden. |