Genesis 2:13 | En de naam der tweede rivier is Gihon; deze is het, die het ganse land Cusch omloopt. |
Genesis 10:6 | En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaan. |
Genesis 10:7 | En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan. |
Genesis 10:8 | En Cusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde. |
2 Koningen 19:9 | Als hij nu hoorde van Tirhaka, den koning van Cusch, zeggen: Ziet, hij is uitgetogen om tegen u te strijden, zond hij weder boden tot Hizkia, zeggende: |
1 Kronieken 1:8 | De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim, Put, en Kanaan. |
1 Kronieken 1:9 | En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan. |
1 Kronieken 1:10 | Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde. |
Esther 1:1 | Het geschiedde nu in de dagen van Ahasveros, (hij is die Ahasveros, dewelke regeerde van Indie af tot aan Morenland toe, honderd zeven en twintig landschappen) |
Esther 8:9 | Toen werden des konings schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Mordechai gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, en landvoogden, en oversten der landschappen, die van Indie af tot aan Morenland [strekken], honderd zeven en twintig landschappen, een ieder landschap naar zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook aan de Joden naar hun schrift en naar hun spraak. |
Job 28:19 | Men kan de Topaas van Morenland haar niet gelijk waarderen; en bij het fijn louter goud kan zij niet geschat worden. |
Psalm 7:1 | Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. |
Psalm 68:32 | Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken. |
Psalm 87:4 | Ik zal Rahab en Babel vermelden, onder degenen, die Mij kennen; ziet, de Filistijn, en de Tyrier, met den Moor, deze is aldaar geboren. |
Jesaja 11:11 | Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrie, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee. |
Jesaja 18:1 | Wee het land, dat schaduwachtig is aan de frontieren, dat aan de zijde der rivieren van Morenland is; |
Jesaja 20:3 | Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets wandelt, drie jaren, [tot] een teken en wonder over Egypte en over Morenland; |
Jesaja 20:4 | Alzo zal de koning van Assyrie voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren [tot] schaamte. |
Jesaja 20:5 | En zij zullen verschrikken en beschaamd zijn van de Moren, op dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, hun roem. |
Jesaja 37:9 | Als hij nu hoorde van Tirhaka, den koning van Cusch, zeggen: Hij is uitgetogen, om tegen u te strijden; toen hij zulks hoorde, zo zond hij [weder] boden tot Hizkia, zeggende: |