H3967 מֵאָה
honderd, driehonderd, vierhonderd, driehonderd , tweehonderd, vierhonderd
Nehemia 7:31 | De mannen van Michmas, honderd twee en twintig; |
Nehemia 7:32 | De mannen van Beth-el en Ai, honderd drie en twintig; |
Nehemia 7:34 | De kinderen des anderen Elams, duizend, tweehonderd vier en vijftig; |
Nehemia 7:35 | De kinderen van Harim, driehonderd en twintig; |
Nehemia 7:36 | De kinderen van Jericho, driehonderd vijf en veertig; |
Nehemia 7:37 | De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd een en twintig; |
Nehemia 7:38 | De kinderen van Senaa, drie duizend, negenhonderd en dertig; |
Nehemia 7:39 | De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig; |
Nehemia 7:41 | De kinderen van Pashur, duizend, tweehonderd zeven en veertig; |
Nehemia 7:44 | De zangers: de kinderen van Asaf, honderd acht en veertig; |
Nehemia 7:45 | De poortiers: de kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd acht en dertig; |
Nehemia 7:60 | Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee en negentig. |
Nehemia 7:62 | De kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee en veertig. |
Nehemia 7:66 | Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend, driehonderd en zestig; |
Nehemia 7:67 | Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven duizend, driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd vijf en veertig zangers en zangeressen. |
Nehemia 7:69 | Kemelen, vierhonderd vijf en dertig; ezelen, zes duizend, zevenhonderd en twintig. |
Nehemia 7:70 | Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven tot het werk. Hattirsatha gaf tot den schat, aan goud, duizend drachmen, vijftig sprengbekkens, vijfhonderd en dertig priesterrokken. |
Nehemia 7:71 | En [anderen] van de hoofden der vaderen gaven tot den schat des werks, aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend en tweehonderd ponden. |
Nehemia 11:6 | Alle kinderen van Perez, die te Jeruzalem woonden, waren vierhonderd acht en zestig dappere mannen. |
Nehemia 11:8 | En na hem Gabbai, Sallai; negenhonderd acht en twintig. |