Psalm 90:14 | Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen. |
Psalm 92:5 | Want Gij hebt mij verblijd, HEERE! met Uw daden, ik zal juichen over de werken Uwer handen. |
Psalm 95:1 | Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils. |
Psalm 96:12 | Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen. |
Psalm 98:4 | Juicht den HEERE, gij ganse aarde! roept uit van vreugde, en zingt vrolijk, en psalmzingt. |
Psalm 98:8 | Dat de rivieren met de handen klappen, dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven, |
Psalm 132:9 | Dat Uw priesters bekleed worden met gerechtigheid, en dat Uw gunstgenoten juichen. |
Psalm 132:16 | En haar priesters zal Ik met heil bekleden, en haar gunstgenoten zullen zeer juichen. |
Psalm 145:7 | [Zain.] Zij zullen de gedachtenis der grootheid Uwer goedheid overvloediglijk uitstorten, en zij zullen Uw gerechtigheid met gejuich verkondigen. |
Psalm 149:5 | Dat [Zijn] gunstgenoten van vreugde opspringen, om [die] eer; dat zij juichen op hun legers. |
Spreuken 1:20 | De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft Haar stem op de straten. |
Spreuken 8:3 | Aan de zijde der poorten, voor aan de stad, [aan] den ingang der deuren roept Zij overluid: |
Spreuken 29:6 | In de overtreding eens bozen mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht en is blijde. |
Jesaja 12:6 | Juich en zing vrolijk, gij inwoneres van Sion! want de Heilige Israels is groot in het midden van u. |
Jesaja 16:10 | Alzo dat de blijdschap en vrolijkheid weggenomen is van het vruchtbare veld, en in de wijngaarden wordt niet gezongen, [noch] enig gejuich gemaakt; de [druiven]treder treedt geen wijn uit in de wijnbakken, ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden. |
Jesaja 24:14 | Die zullen hun stem opheffen, zij zullen vrolijk zingen; vanwege de heerlijkheid des HEEREN zullen zij juichen van de zee af. |
Jesaja 26:19 | Uw doden zullen leven, [ook] mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont! want uw dauw zal zijn [als] een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen. |
Jesaja 35:2 | Zij zal lustig bloeien, en zich verheugen, ja, [met] verheuging, en juichen; de heerlijkheid van Libanon is haar gegeven, het sieraad van Karmel en Saron; zij zullen zien de heerlijkheid des HEEREN, het sieraad onzes Gods. |
Jesaja 35:6 | Alsdan zal de kreupele springen als een hert, en de tong des stommen zal juichen; want in de woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis. |
Jesaja 42:11 | Laat de woestijn en haar steden [de stem] verheffen, met de dorpen, [die] Kedar bewoont; laat hen juichen, die in de rotsstenen wonen, [en] van den top der bergen af schreeuwen. |