Exodus 22:30 | Desgelijks zult gij doen met uw ossen [en] met uw schapen; zeven dagen zullen zij bij hun moeder zijn, op den achtsten dag zult gij ze Mij geven. |
Exodus 23:15 | Het feest van de ongezuurde [broden] zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde [broden] eten (gelijk Ik u geboden heb), ter bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt gij uit Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht verschijnen. |
Exodus 25:37 | Gij zult hem ook zeven lampen maken, en men zal zijn lampen aansteken, en doen lichten aan zijn zijden. |
Exodus 29:30 | Zeven dagen zal hij ze aantrekken, die uit zijn zonen in zijn plaats priester zal worden, die in de tent der samenkomst gaan zal, om in het heilige te dienen. |
Exodus 29:35 | Gij zult dan aan Aaron en aan zijn zonen alzo doen, naar alles, wat Ik u geboden heb; zeven dagen zult gij hun hand vullen. |
Exodus 29:37 | Zeven dagen zult gij verzoening doen voor het altaar, en zult het heiligen; alsdan zal dat altaar een heiligheid der heiligheden zijn; al wat het altaar aanroert, zal heilig zijn. |
Exodus 34:18 | Het feest der ongezuurde [broden] zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde [broden] eten, gelijk Ik u geboden heb, ter gezetter tijd der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij uit Egypte uitgegaan. |
Exodus 37:23 | En hij maakte hem zeven lampen; zijn snuiters en zijn blusvaten waren van louter goud. |
Exodus 38:24 | Al het goud, dat tot het werk verarbeid is, in het ganse werk des heiligdoms, te weten, het goud des beweegoffers, was negen en twintig talenten, en zevenhonderd en dertig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. |
Exodus 38:25 | Het zilver nu van de getelden der vergadering was honderd talenten, en duizend zevenhonderd vijf en zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. |
Exodus 38:28 | Maar uit de duizend zevenhonderd vijf en zeventig [sikkelen] maakte hij de haken aan de pilaren, en hij overtrok hun hoofden, en omtoog ze met banden. |
Leviticus 4:6 | En de priester zal zijn vinger in dat bloed dopen; en van dat bloed zal hij zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang van het heilige. |
Leviticus 4:17 | En de priester zal zijn vinger indopen, [nemende] van dat bloed; en hij zal zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang. |
Leviticus 8:11 | En hij sprengde daarvan op het altaar zevenmaal; en hij zalfde het altaar, en al zijn gereedschap, mitsgaders het wasvat en zijn voet, om die te heiligen. |
Leviticus 8:33 | Ook zult gij uit de deur van de tent der samenkomst, zeven dagen, niet uitgaan, tot aan den dag, dat vervuld worden de dagen uws vuloffers; want zeven dagen zal men uw handen vullen. |
Leviticus 8:35 | Gij zult dan aan de deur van de tent der samenkomst blijven, dag en nacht, zeven dagen, en zult de wacht des HEEREN waarnemen, opdat gij niet sterft; want alzo is het mij geboden. |
Leviticus 12:2 | Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer een vrouw zaad gegeven, en een knechtje gebaard zal hebben, zo zal zij zeven dagen onrein zijn; volgens de dagen der afzondering harer krankheid zal zij onrein zijn. |
Leviticus 13:4 | Maar zo de blaar in het vel zijn vleses wit is, en haar aanzien niet dieper is dan het vel, en het haar niet [in] wit veranderd is, zo zal de priester hem, die de plaag heeft, zeven dagen opsluiten. |
Leviticus 13:5 | Daarna zal de priester op den zevenden dag hem bezien; indien, ziet, de plaag, naar dat hij zien kan, is staande gebleven, [en] de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem zeven andere dagen opsluiten. |
Leviticus 13:21 | Wanneer nu de priester die bezien zal hebben, dat, ziet, geen wit haar daaraan is, en die niet lager dan het vel, maar ingetrokken is, zo zal de priester hem zeven dagen opsluiten. |