Besnijdenis

Bijbelteksten

Galaten 5:6Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.
Galaten 5:11Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan de ergernis des kruises vernietigd.
Galaten 6:12Al degenen, die een schoon gelaat willen tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij vanwege het kruis van Christus niet zouden vervolgd worden.
Galaten 6:13Want ook zij zelven, die besneden worden, houden de wet niet; maar zij willen, dat gij besneden wordt, opdat zij in uw vlees roemen zouden.
Galaten 6:15Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.
Efeziers 2:11Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;
Filippenzen 3:2Ziet op de honden, ziet op de kwade arbeiders, ziet op de versnijding.
Filippenzen 3:3Want wij zijn de besnijding, wij, die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen.
Filippenzen 3:5Besneden ten achtsten dage, uit het geslacht van Israel, van den stam van Benjamin, een Hebreer uit de Hebreen, naar de wet een Farizeer;
Colossenzen 2:11In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus;
Colossenzen 2:13En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en [in] de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al [uw] misdaden u vergevende;
Colossenzen 3:11Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar [en] Scyth, dienstknecht [en] vrije, maar Christus is alles en in allen.
Colossenzen 4:11En Jezus, gezegd Justus, welke uit de besnijdenis zijn; deze alleen zijn [mijn] medearbeiders in het Koninkrijk Gods, die mij een vertroosting geweest zijn.
Titus 1:10Want er zijn ook vele ongeregelden, ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen, inzonderheid die uit de besnijdenis zijn;

Hadderech