Mattheus 25:13 | Zo waakt dan; want gij weet den dag niet, noch de ure, in welke de Zoon des mensen komen zal. |
Mattheus 26:2 | Gij weet, dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden. |
Mattheus 26:45 | Toen kwam Hij tot Zijn discipelen, en zeide tot hen: Slaapt [nu] voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. |
Mattheus 26:46 | Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij, die Mij verraadt. |
Mattheus 26:70 | Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt. |
Mattheus 26:72 | En hij loochende het wederom met een eed, [zeggende]: Ik ken den Mens niet. |
Mattheus 26:74 | Toen begon hij [zich] te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet. |
Mattheus 27:65 | En Pilatus zeide tot henlieden: Gij hebt een wacht; gaat heen, verzekert het, gelijk gij het verstaat. |
Mattheus 28:5 | Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. |
Markus 1:15 | En zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u, en gelooft het Evangelie. |
Markus 1:24 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U [te doen], Gij Jezus Nazarener, zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, [namelijk] de Heilige Gods. |
Markus 1:38 | En Hij zeide tot hen: Laat ons in de bijliggende vlekken gaan, opdat Ik ook daar predike; want daartoe ben Ik uitgegaan. |
Markus 4:13 | En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet? En hoe zult gij al de gelijkenissen verstaan? |
Markus 4:27 | En [voorts] sliep, en opstond, nacht en dag; en het zaad uitsproot en lang werd, dat hij zelf niet wist, hoe. |
Markus 4:29 | En als de vrucht [zich] voordoet, terstond zendt hij de sikkel daarin, omdat de oogst daar is. |
Markus 5:19 | Doch Jezus liet hem [dat] niet toe, maar zeide tot hem: Ga heen naar uw huis tot de uwen, en boodschap hun, wat grote dingen u de Heere gedaan heeft, en [hoe] Hij Zich uwer ontfermd heeft. |
Markus 5:34 | En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal. |
Markus 7:29 | En Hij zeide tot haar: Om dezes woords wil ga heen, de duivel is uit uw dochter uitgevaren. |
Markus 7:37 | En zij ontzetten zich bovenmate zeer, zeggende: Hij heeft alles wel gedaan, en Hij maakt, dat de doven horen, en de stommen spreken. |
Markus 10:19 | Gij weet de geboden: Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; gij zult niemand te kort doen; eer uw vader en uw moeder. |