Markus 10:38 | Maar Jezus zeide tot hen: Gij weet niet, wat gij begeert. Kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drink, en met den doop gedoopt worden, daar Ik mede gedoopt word? |
Markus 10:42 | Maar Jezus, hen tot Zich geroepen hebbende, zeide tot hen: Gij weet, dat degenen, die geacht worden oversten te zijn der volken, heerschappij voeren over hen, en hun groten gebruiken macht over hen. |
Markus 10:52 | En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond werd hij ziende, en volgde Jezus op den weg. |
Markus 11:2 | En zeide tot hen: Gaat heen in het vlek, dat tegen u over is; en terstond als gij in hetzelve komt, zult gij vinden een veulen gebonden, op hetwelk geen mens gezeten heeft, ontbindt het, en brengt het. |
Markus 11:33 | En, antwoordende, zeiden zij tot Jezus: Wij weten het niet. En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door wat macht Ik deze dingen doe. |
Markus 12:14 | Dezen nu kwamen en zeiden tot Hem: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt, en naar niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet aan, maar Gij leert den weg Gods in der waarheid; is het geoorloofd, den keizer schatting te geven, of niet? Zullen wij geven, of niet geven? |
Markus 12:43 | En [Jezus], Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer ingeworpen heeft, dan allen, die in de schatkist geworpen hebben. |
Markus 13:23 | Maar gijlieden ziet toe; ziet, Ik heb u alles voorzegd! |
Markus 13:32 | Maar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader. |
Markus 13:33 | Ziet toe, waakt en bidt; want gij weet niet, wanneer de tijd is. |
Markus 13:35 | Zo waakt dan (want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komen zal, [des avonds] laat, of ter middernacht, of met het hanengekraai, of in den morgenstond); |
Markus 14:42 | Staat op, laat ons gaan; ziet, die Mij verraadt, is nabij. |
Markus 14:68 | Maar hij heeft het geloochend, zeggende: Ik ken [Hem] niet, en ik weet niet, wat gij zegt. En hij ging buiten in de voorzaal, en de haan kraaide. |
Markus 14:71 | En hij begon [zichzelven] te vervloeken en te zweren: Ik ken dezen Mens niet, Dien gij zegt. |
Markus 15:44 | En Pilatus verwonderde zich, dat Hij alrede gestorven was; en den hoofdman over honderd tot zich geroepen hebbende, vraagde hem, of Hij lang gestorven was. |
Lukas 1:22 | En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden, dat hij een gezicht in den tempel gezien had. En hij wenkte hun toe, en bleef stom. |
Lukas 1:25 | Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen, in welke Hij [mij] aangezien heeft, om mijn versmaadheid onder de mensen weg te nemen. |
Lukas 4:18 | De Geest des Heeren [is] op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart; |
Lukas 4:34 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U [te doen], Gij Jezus Nazarener? Zijt Gij gekomen, om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, [namelijk] de Heilige Gods. |
Lukas 7:20 | En als de mannen tot Hem gekomen waren, zeiden zij: Johannes de Doper heeft ons tot U afgezonden, zeggende: Zijt Gij, Die komen zou, of verwachten wij een anderen? |