Lukas 18:42 | En Jezus zeide tot hem: Word ziende; uw geloof heeft u behouden. |
Lukas 20:21 | En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt en leert, en den persoon niet aanneemt, maar den weg Gods leert in der waarheid. |
Lukas 21:8 | En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben [de Christus]; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan hen niet na. |
Lukas 21:20 | Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij gekomen is. |
Lukas 22:13 | En zij, heengaande, vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden het pascha. |
Lukas 22:52 | En Jezus zeide tot de overpriesters, en de hoofdmannen des tempels, en ouderlingen, die tegen Hem gekomen waren: Zijt gij uitgegaan met zwaarden en stokken als tegen een moordenaar? |
Lukas 22:57 | Maar hij verloochende Hem, zeggende: Vrouw, ik ken Hem niet. |
Lukas 22:60 | Maar Petrus zeide: Mens, ik weet niet, wat gij zegt. En terstond, als hij nog sprak, kraaide de haan. |
Lukas 23:34 | En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende Zijn klederen, wierpen zij het lot. |
Lukas 24:29 | En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij den avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven. |
Johannes 1:18 | Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft [Hem ons] verklaard. |
Johannes 1:26 | Johannes antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden, Dien gij niet kent; |
Johannes 1:34 | En ik heb gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van God is. |
Johannes 1:41 | Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren. |
Johannes 1:45 | Filippus nu was van Bethsaida, uit de stad van Andreas en Petrus. |
Johannes 2:10 | En zeide tot hem: Alle man zet eerst den goeden wijn op, en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan den minderen; [maar] gij hebt den goeden wijn tot nu toe bewaard. |
Johannes 3:2 | Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is. |
Johannes 3:8 | De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is. |
Johannes 3:11 | Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden neemt Onze getuigenis niet aan. |
Johannes 3:13 | En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, [namelijk] de Zoon des mensen, Die in de hemel is. |