H6828 צָפוֹן
noorden, noorderwind, berg Zaphon

Bijbelteksten

Richteren 12:1Toen werden de mannen van Efraim bijeengeroepen, en trokken over naar het noorden; en zij zeiden tot Jeftha: Waarom zijt gij doorgetogen om te strijden tegen de kinderen Ammons, en hebt ons niet geroepen, om met u te gaan? wij zullen uw huis met u met vuur verbranden.
Richteren 21:19Toen zeiden zij: Ziet, er is een feest des HEEREN te Silo, van jaar tot jaar, dat [gehouden wordt] tegen het noorden van het huis Gods, tegen den opgang der zon, aan den hogen weg, die opgaat van het huis Gods naar Sichem, en tegen het zuiden van Lebona.
1 Samuel 14:5De ene tand was gelegen tegen het noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen het zuiden, tegenover Geba.
1 Koningen 7:25Zij stond op twaalf runderen; drie ziende naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en al hun achterdelen waren inwaarts.
2 Koningen 16:14Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste deel van het huis, van tussen [zijn] altaar, en van tussen het huis des HEEREN, en hij zette het aan de zijde [zijns] altaars noordwaarts.
1 Kronieken 9:24Die poortiers waren aan de vier winden, tegen het oosten, tegen het westen, tegen het noorden, en tegen het zuiden.
1 Kronieken 26:14Het lot nu tegen het oosten viel op Salemja; maar voor zijn zoon Zecharja, die een verstandig raadsman was, wierp men de loten, en zijn lot is uitgekomen tegen het noorden;
1 Kronieken 26:17Tegen het oosten waren zes Levieten; tegen het noorden des daags vier; tegen het zuiden des daags vier; maar bij de schatkameren twee [en] twee.
2 Kronieken 4:4Zij stond op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden, en drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve; en al hun achterdelen waren inwaarts.
Job 26:7Hij breidt het noorden uit over het woeste; Hij hangt de aarde aan een niet.
Job 37:22[Als] van het noorden het goud komt; [maar] bij God is een vreselijke majesteit!
Psalm 48:3Schoon van gelegenheid, een vreugde der ganse aarde is de berg Sion, [aan] de zijden van het noorden; de stad des groten Konings.
Psalm 89:13Het noorden en het zuiden, die hebt Gij geschapen; Thabor en Hermon juichen in Uw Naam.
Psalm 107:3En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.
Spreuken 25:23De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong.
Prediker 1:6Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen.
Prediker 11:3Als de wolken vol geworden zijn, zo storten zij plasregen uit op de aarde; en als de boom naar het zuiden, of als hij naar het noorden valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal hij wezen.
Hooglied 4:16Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen [uitvloeien]. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!
Jesaja 14:13En zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst aan de zijden van het noorden.
Jesaja 14:31Huil, gij poort, schreeuw, gij stad! gij zijt gesmolten, gij gans Palestina! want van het noorden komt een rook, en er is geen eenzame in zijn samenkomsten.

Mede mogelijk dankzij