Ezechiel 40:19 | En hij mat de breedte, van het voorste deel der benedenste poort af, voor aan het binnenste voorhof, van buiten, honderd ellen, oostwaarts en noordwaarts. |
Ezechiel 40:20 | Aangaande de poort nu, die den weg naar het noorden zag, aan het buitenste voorhof, hij mat derzelver lengte en derzelver breedte. |
Ezechiel 40:23 | De poort nu van het binnenste voorhof was tegenover de poort van het noorden en van het oosten; en hij mat van poort tot poort honderd ellen. |
Ezechiel 40:35 | Daarna bracht hij mij tot de noorderpoort; en hij mat naar deze maten. |
Ezechiel 40:40 | Ook waren er aan de zijde van buiten des opgangs, aan de deur der noorderpoort, twee tafelen; en aan de andere zijde, die aan het voorhuis der poort was, twee tafelen. |
Ezechiel 40:44 | En van buiten de binnenste poort waren de kameren der zangers, in het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort was; en het voorste deel derzelve was den weg naar het zuiden; een was er aan de zijde van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden. |
Ezechiel 40:46 | Maar de kamer, welker voorste deel den weg naar het noorden is, is voor de priesteren, die de wacht des altaars waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok, die uit de kinderen van Levi tot den HEERE naderen, om Hem te dienen. |
Ezechiel 41:11 | De deuren nu van de zijkameren waren naar het ledig gelatene toe, de ene deur den weg naar het noorden, en de andere deur naar het zuiden; en de breedte van de ledig gelatene plaats was vijf ellen rondom henen. |
Ezechiel 42:1 | Daarna bracht hij mij uit tot het buitenste voorhof; den weg naar den weg van het noorden; en hij bracht mij tot de kameren, die tegenover de afgesneden plaats, en die tegenover het gebouw tegen het noorden waren: |
Ezechiel 42:2 | Voor aan de lengte van de honderd ellen [naar] de deur van het noorden; en de breedte was vijftig ellen. |
Ezechiel 42:4 | En voor de kameren was een wandeling van tien ellen de breedte; naar binnen toe, [en] een weg van een el; en de deuren van dezelve waren tegen het noorden. |
Ezechiel 42:11 | En de weg voor dezelve henen was als de gedaante der kameren, die den weg naar het noorden waren, naar derzelver lengte, alzo [naar] derzelver breedte; en al haar uitgangen waren ook naar derzelver wijzen en naar derzelver deuren. |
Ezechiel 42:13 | Toen zeide hij tot mij: De kameren van het noorden, [en] de kameren van het zuiden, die voor aan de afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin de priesters, die tot den HEERE naderen, die allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, want de plaats is heilig. |
Ezechiel 42:17 | Hij mat de noordzijde, vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom. |
Ezechiel 44:4 | Daarna bracht hij mij den weg der noorderpoort, voor aan het huis; en ik zag, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld; toen viel ik op mijn aangezicht. |
Ezechiel 46:9 | Maar als het volk des lands voor het aangezicht des HEEREN komt, op de gezette hoogtijden, die [door] den weg van de noorderpoort ingaat om te aanbidden, zal [door] den weg van de zuiderpoort [weder] uitgaan; en die [door] den weg van de zuiderpoort ingaat, zal [door] den weg van de noorderpoort [weder] uitgaan; hij zal niet wederkeren [door] den weg der poort, door dewelke hij is ingegaan, maar recht voor zich henen uitgaan. |
Ezechiel 46:19 | Daarna bracht hij mij door den ingang, die aan de zijde der poort was, tot de heilige kameren, den priesteren toe[behorende], die naar het noorden zagen, en ziet, aldaar was een plaats aan beide zijden, naar het westen. |
Ezechiel 47:2 | En hij bracht mij uit [door] den weg van de noorderpoort, en voerde mij om [door] den weg van buiten, tot de buitenpoort, den weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de wateren sprongen uit de rechterzijde. |
Ezechiel 47:15 | Dit nu zal de landpale des lands zijn: aan den noorderhoek, van de grote zee af, den weg van Hethlon, waar men komt te Zedad. |
Ezechiel 47:17 | Alzo zal de landpale van de zee af zijn, Hazar-enon, de landpale van Damaskus, en het noorden noordwaarts, en de landpale van Hamath; en [dat] zal de noorderhoek zijn. |