H7901 שָׁכַב
lien, rest, sleep, lie, lie down, misc
2 Kronieken 33:20 | En Manasse ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in zijn huis; en zijn zoon Amon werd koning in zijn plaats. |
Job 3:13 | Want nu zou ik nederliggen, en stil zijn; ik zou slapen, dan zou voor mij rust wezen; |
Job 7:4 | Als ik te slapen lig, dan zeg ik: Wanneer zal ik opstaan, en Hij den avond afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen tot aan den schemertijd. |
Job 7:21 | En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding, en doet mijn ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; en Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zal niet zijn. |
Job 11:18 | En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; |
Job 14:12 | Alzo ligt de mens neder, en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden. |
Job 20:11 | Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene [zonden] zijn; van welke elkeen met hem op het stof nederliggen zal. |
Job 21:26 | Zij liggen te zamen neder in het stof, en het gewormte overdekt ze. |
Job 27:19 | Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. |
Job 30:17 | Des nachts doorboort Hij mijn beenderen in mij, en mijn polsaderen rusten niet. |
Job 38:37 | Wie kan de wolken met wijsheid tellen, en wie kan de flessen des hemels nederleggen? |
Job 40:16 | Onder schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks. |
Psalm 3:6 | Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij. |
Psalm 4:9 | Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij doen zeker wonen. |
Psalm 41:9 | Een Belialsstuk kleeft hem aan; en hij, die nederligt, zal niet weder opstaan. |
Psalm 57:5 | Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig [onder] stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard. |
Psalm 68:14 | Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, [zo zult gij toch worden als] vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud. |
Psalm 88:6 | Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand. |
Spreuken 3:24 | Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. |
Spreuken 6:9 | Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? |