Psalm 7:13 | Indien hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog gespannen, en dien bereid, |
Psalm 17:13 | Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht voor, vel hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze; |
Psalm 22:21 | Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds. |
Psalm 37:14 | [Cheth.] De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn. |
Psalm 37:15 | [Maar] hun zwaard zal in hunlieder hart gaan; en hun bogen zullen verbroken worden. |
Psalm 39:3 | Ik was verstomd [door] stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard. |
Psalm 44:4 | Want zij hebben het land niet geerfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. |
Psalm 44:7 | Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen. |
Psalm 45:4 | Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid. |
Psalm 55:22 | Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden. |
Psalm 57:5 | Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig [onder] stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard. |
Psalm 59:8 | Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het? |
Psalm 63:11 | Men zal hen storten door het geweld des zwaards; zij zullen den vossen ten deel worden. |
Psalm 64:4 | Die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen [als] hun pijl; |
Psalm 76:4 | Aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van den boog, het schild, en het zwaard, en den krijg. Sela. |
Psalm 78:62 | En Hij leverde Zijn volk over ten zwaarde, en werd verbolgen tegen Zijn erfenis. |
Psalm 78:64 | Hun priesters vielen door het zwaard, en hun weduwen weenden niet. |
Psalm 89:44 | Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd. |
Psalm 144:10 | Gij, die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard; |
Psalm 149:6 | De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand; |