Manen (Hebreeuws רַעְמָה H7483; Grieks φόβη) zijn de haren van een dier, die op het hoofd en/of op de nek groeien.
In 1 Samuel 17:35 wordt gesproken over de baard van een leeuw en waarmee de onderkant van zijn manen wordt bedoeld.
De manen van een paard worden zeer waarschijnlijk bedoeld in Job 39:22.
De manen zijn het haar dat groeit vanaf de bovenkant van de nek van een paard of andere paardachtigen – maar ook bij mannelijke leeuwen en enkele soorten zeeleeuwen – reikend van de nek tot aan de schoft, en omvat de spie of voortop.
Aangemaakt 21 maart 2024
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!