H505 אֶלֶף
duizend, geslacht, stam

Bijbelteksten

2 Kronieken 35:9Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den Levieten tot paasofferen, vijf duizend [klein vee] en vijfhonderd runderen.
Ezra 1:9En dit is hun getal: dertig gouden bekkens, duizend zilveren bekkens, negen en twintig messen;
Ezra 1:10Dertig gouden bekers, vierhonderd en tien andere zilveren bekers; andere vaten, duizend.
Ezra 1:11Alle vaten van goud en van zilver waren vijf duizend en vierhonderd; deze alle voerde Sesbazar op, met degenen, die van de gevangenis opgevoerd werden, van Babel naar Jeruzalem.
Ezra 2:3De kinderen van Paros, twee duizend honderd twee en zeventig.
Ezra 2:6De kinderen van Pahath-moab, van de kinderen van Jesua-Joab, twee duizend achthonderd en twaalf.
Ezra 2:7De kinderen van Elam, duizend tweehonderd vier en vijftig.
Ezra 2:12De kinderen van Azgad, duizend tweehonderd twee en twintig.
Ezra 2:14De kinderen van Bigvai, twee duizend zes en vijftig.
Ezra 2:31De kinderen van den anderen Elam, duizend tweehonderd vier en vijftig.
Ezra 2:35De kinderen van Senaa, drie duizend zeshonderd en dertig.
Ezra 2:37De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig.
Ezra 2:38De kinderen van Pashur, duizend tweehonderd zeven en veertig.
Ezra 2:39De kinderen van Harim, duizend en zeventien.
Ezra 2:64Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend driehonderd [en] zestig.
Ezra 2:65Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd zangers en zangeressen.
Ezra 2:67Hun kemelen, vierhonderd vijf en dertig; de ezelen, zes duizend zevenhonderd en twintig.
Ezra 2:69Zij gaven naar hun vermogen tot den schat des werks, aan goud, een en zestig duizend drachmen, en aan zilver, vijf duizend ponden, en honderd priesterrokken.
Ezra 8:27En twintig gouden bekers, tot duizend drachmen; en twee vaten van blinkend goed koper, begeerlijk als goud.
Nehemia 3:13De Dalpoort verbeterden Hanun, en de inwoners van Zanoah; zij bouwden die, en richtten haar deuren op, [met] haar sloten en haar grendelen; daartoe duizend ellen aan den muur, tot aan de Mistpoort.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken