Nehemia 7:8 | De kinderen van Parhos waren twee duizend, honderd twee en zeventig; |
Nehemia 7:11 | De kinderen van Pahath-moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend, achthonderd [en] achttien; |
Nehemia 7:12 | De kinderen van Elam, duizend, tweehonderd vier en vijftig; |
Nehemia 7:17 | De kinderen van Azgad, twee duizend, driehonderd twee en twintig; |
Nehemia 7:19 | De kinderen van Bigvai, twee duizend, zeven en zestig; |
Nehemia 7:34 | De kinderen des anderen Elams, duizend, tweehonderd vier en vijftig; |
Nehemia 7:38 | De kinderen van Senaa, drie duizend, negenhonderd en dertig; |
Nehemia 7:40 | De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig; |
Nehemia 7:41 | De kinderen van Pashur, duizend, tweehonderd zeven en veertig; |
Nehemia 7:42 | De kinderen van Harim, duizend [en] zeventien; |
Nehemia 7:66 | Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend, driehonderd en zestig; |
Nehemia 7:67 | Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven duizend, driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd vijf en veertig zangers en zangeressen. |
Nehemia 7:69 | Kemelen, vierhonderd vijf en dertig; ezelen, zes duizend, zevenhonderd en twintig. |
Nehemia 7:70 | Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven tot het werk. Hattirsatha gaf tot den schat, aan goud, duizend drachmen, vijftig sprengbekkens, vijfhonderd en dertig priesterrokken. |
Nehemia 7:71 | En [anderen] van de hoofden der vaderen gaven tot den schat des werks, aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend en tweehonderd ponden. |
Nehemia 7:72 | En wat de overigen des volks gaven, was aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend mijnen, en zeven en zestig priesterrokken. |
Esther 3:9 | Indien het den koning goeddunkt, laat er geschreven worden, dat men hen verdoe; zo zal ik tien duizend talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten te brengen. |
Esther 9:16 | De overige Joden nu, die in de landschappen des konings waren, vergaderden, opdat zij stonden voor hun leven, en rust hadden van hun vijanden, en zij doodden onder hun haters vijf en zeventig duizend; maar zij sloegen hun hand niet aan den roof. |
Job 1:3 | Daartoe was zijn vee zeven duizend schapen, en drie duizend kemelen, en vijfhonderd juk ossen, en vijfhonderd ezelinnen; ook was zijn dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter was dan al die van het oosten. |
Job 9:3 | Zo Hij lust heeft, om met hem te twisten, niet een uit duizend zal hij Hem beantwoorden. |